Sollers was in 1960 medeoprichter van het avantgardistische literatuurtijdschrift Tel Quel, dat onder zijn invloed, in de loop van de jaren zestig, min of meer marxistisch werd. Na de opheffing van Tel Quel in 1982 leidde hij L’Infini.
In de literatuur begon Sollers vrij traditioneel met een psychologische roman in een burgerlijke omgeving: Une curieuse solitude (1958). Gaandeweg werd zijn werk meer abstract; in Le Parc (1961, Prix Médicis) is bijvoorbeeld al geen sprake meer van personages, maar enkel van ‘figuren’ en ‘situaties’. In zijn moeilijk toegankelijke werken Drame (1965), Nombres (1968), Lois (1972) en H (1973) probeerde hij via een nieuwe taal en met provocerende uitspraken een nieuwe visie op het politieke en culturele leven mogelijk te maken.
Sollers publiceerde in die periode ook veel essays. Hij was bevriend met Jacques Lacan, Louis Althusser, Roland Barthes en Bernard-Henri Lévy, en stond samen met hen in het centrum van het onrustige Parijse intellectuele leven van eind jaren zestig en begin jaren zeventig, een periode die hij beschrijft in zijn bekendste, weer meer conventioneel geschreven roman Femmes (1983). Philip Roth vergeleek dit boek, vol “goedgemutste kwaadaardigheid”, met het werk van Louis Ferdinand Céline.
Na het succes van Femmes werd Sollers een veelgevraagde persoonlijkheid in de Franse media, waarin hij zich uitliet over de meest uiteenlopende actuele onderwerpen. Sollers was een fel tegenstander van gentechnologie.
Sollers was sinds 1974 getrouwd met schrijfster-filosofe-linguiste-psychoanalytica Julia Kristeva.
Bibliografie
Romans
1958Une Curieuse Solitude; Nederlandse vertaling door Remco Campert: De eenzaamheid van het geluk, 1961
1961Le Parc; Nederlandse vertaling door Kiki Coumans: Het park, 2000
1965Drame
1966Nombres
1972Lois
1973H
1981Paradis
1983Femmes
1984Portrait du Joueur
1986Paradis 2
1987Le Cœur Absolu
1988Les Folies Françaises
1989Le Lys d'Or
1991La Fête à Venise
1992Le Secret; Nederlandse vertaling door Jeanne Holierhoek: Het geheim, 1995
Philippe Sollers wordt diverse malen genoemd in de roman Elementaire deeltjes (1998) van Michel Houellebecq. Een van de hoofdpersonen, de literatuurdocent Bruno Clement, stuurt hem vanuit Dijon enkele licht pornografische en enigszins racistische teksten ter beoordeling en eventueel publicatie. Ze ontmoeten elkaar tweemaal. "Ze hadden afgesproken in een café in de rue de l'Université. De uitgever kwam tien minuten te laat, zwaaiend met het sigarettenpijpje waar hij later beroemd om zou worden. ‘Zit u in de provincie? Dat is fout. U moet meteen naar Parijs komen. U hebt talent.’ [...] ‘U bent reactionair, dat is heel goed. Alle grote schrijvers zijn reactionair. Balzac, Flaubert, Baudelaire, Dostojevski: allemaal reactionairen. Maar je moet ook neuken, hè? Orgieën en zo. Dat is belangrijk.’"[1]
In 2008 schreef Houellebecq in een brief aan Bernard-Henri Lévy, die al tientallen jaren bevriend was met Sollers, dat hij in Elementaire deeltjes "absoluut geen portret had willen schetsen van de echte Philippe Sollers, want de echte Philippe Sollers kende ik niet, maar van de publieke Philippe Sollers [...] dat sprak hem aan. Daar had je nu echt een man die zich het onderscheid tussen het diepe ik en het maatschappelijke ik volledig eigen had gemaakt. [...] Philippe Sollers is erin geslaagd al iets meer dan veertig jaar vrijwel constant aanwezig te zijn in de media zonder dat men iets, of maar heel weinig, over zijn privéleven aan de weet kwam. Dat is een bewonderenswaardig succes."[2]
Literatuur en bronnen
A. Bachrach e.a.: Encyclopedie van de wereldliteratuur. Bussum, 1980-1984. ISBN 90-228-4330-0
Johannes Angermüller: Nach dem Strukturalismus. Theoriediskurs und intellektuelles Feld in Frankreich. Bielefeld 2007. ISBN 978-3-89942-810-0