Oudegracht (Utrecht)
De Oudegracht is de bekendste gracht in de Nederlandse stad Utrecht. De ongeveer twee kilometer lange gracht is te beschouwen als het verbindingsstuk tussen de Kromme Rijn en de Vecht en doorsnijdt de gehele binnenstad van zuid naar noord. Eeuwenlang is zij de hoofdader van de stad geweest. Het systeem van werven en werfkelders van de Utrechtse Oude- en Nieuwegracht is op deze schaal uniek in de wereld. In 2008 was er sprake van een voordracht van het grachten-, bruggen- en wervenstelsel voor de werelderfgoedlijst van UNESCO, maar zo'n nominatie heeft nog niet plaatsgevonden.[1] OntstaanIn de Romeinse tijd en in de vroege middeleeuwen lag Utrecht bij de plek waar de Vecht zich afsplitste van toenmalige hoofdtak van de Rijn, de huidige Kromme Rijn en Oude Rijn. Deze rivieren werden steeds slechter bevaarbaar en werden daarom geleidelijk vervangen door een stelsel van kanalen waarvan de huidige Oudegracht een onderdeel is. Waarschijnlijk volgt het gedeelte van de Oudegracht tussen de Stadhuisbrug en de Bakkerbrug de loop van de oude Rijntak.[2] Het gedeelte tussen de Gaardbrug en de Stadhuisbrug werd mogelijk al vroeg gegraven als deel van de omgrachting van het voormalig Utrechtse castellum, dat in de middeleeuwen was omgevormd tot de bisschoppelijke burcht. De eerste brug over de Oudegracht was de Maartensbrug, die toen nog de Borchbrug heette. Deze brug vormde de enige toegang tot de burcht en verbond die met aan de westzijde ervan gelegen handelswijk Stathe. Het noordelijk deel van de Oudegracht, tussen de Bakkerbrug en de Zandbrug, is vermoedelijk aan het eind van de tiende eeuw gegraven als verbindingsstuk tussen de Rijn en de Vecht, toen de Rijn naar het westen toe begon te verzanden. Op deze manier werd een nieuwe handelsroute gecreëerd vanuit Stathe naar het Almere. In 1122 werd een dam aangelegd in de Rijn bij Wijk bij Duurstede waardoor het waterpeil in Utrecht daalde. De schade die deze dam aan de Utrechtse handel dreigde toe te brengen werd gecompenseerd met het graven van een nieuw kanaal, de Vaartsche Rijn van Utrecht naar de Hollandsche IJssel. Nadat Utrecht in hetzelfde jaar 1122 stadsrechten had verkregen werd begonnen met het graven van het zuidelijk deel van de Oudegracht, tussen de Bijlhouwerbrug en Gaardbrug. Dit was het verbindingsstuk tussen de Vaartsche Rijn en de handelswijk Stathe. De stad werd in deze periode voorzien van een verdedigingsgracht en werd omwald, later ommuurd. Komende van buiten de stad kwam de toegang over water tot de Oudegracht in het noorden langs de Weerdpoort, of uit het zuiden langs de Tolsteegpoorten te liggen. De Oudegracht was met het graven van het zuidelijk deel voltooid, al zou de naam pas in zwang komen na de aanleg van de Nieuwegracht rond 1393. De Oudegracht werd gebruikt als aan- en afvoerroute voor handelswaar en bouwmateriaal. Het water uit de gracht werd gebruikt voor allerlei productieprocessen, zoals bier brouwen en leerlooien en als bluswater. WervenBij het graven van de grachten werd de afgegraven grond gebruikt om de oevers op te hogen. Op deze manier werd het overstromingsgevaar verkleind. Op de hoge oevers kwam een weg te liggen met daarachter de huizen van kooplieden. Aanvankelijk liepen de oevers schuin af naar het water, maar al in de tweede helft van de twaalfde eeuw kwam men op het idee om tunnels te graven vanaf de aanlegplaatsen aan het water naar de kelders onder de huizen op de oevers. Door het bouwen van waterwerken kreeg men het waterpeil in de Oudegracht onder controle. Daardoor kreeg het waterpeil een constant laag niveau en werden de opslagkelders van de woningen op grote schaal onder de straten naar de gracht doorgetrokken. Vóór deze kelders werden nieuwe kaden aangelegd. Zo zijn de typische werven en werfkelders ontstaan. Toen het proces in de vijftiende eeuw was voltooid was een twee kilometer lange haven met dubbele kade ontstaan, eeuwenlang de levensader van de stad Utrecht. De werven en kelders waren vanaf het begin particulier bezit van de eigenaar van het pand aan de gracht. Er bestond een grote variatie aan kelders en werven. Nadat het straatniveau door ophoging nog een stuk gestegen was, werden in de zestiende en zeventiende eeuw de kelders vaak verhoogd. Tot de achttiende eeuw waren zij aan de werfzijde gewoonlijk afgesloten door een houten hek, daarna ging men geleidelijk over op stenen muren. Ook verschenen de eerste ijzeren balustrades op de werfmuren, die langzamerhand de stenen borstweringen zouden vervangen. Aan het eind van de negentiende eeuw verloren de werven en de werfkelders hun handels- en opslagfunctie en trad een periode van verval in. Vanaf 1948 heeft de gemeente Utrecht de werven en werfmuren in eigendom verworven, waarna een proces van restauratie maar ook van uniformering aanbrak. Hekken en schuttingen tussen de grondstukken werden verwijderd. Pas sinds die tijd is er sprake van de werven als een soort openbare straat langs de gracht. Sinds de jaren zestig werden meerdere werfkelders in gebruik genomen als uitgaansgelegenheden, met name voor jongeren. Zo zat bijvoorbeeld van 1982 tot 2006 in de kelders van Oudegracht 43-45 homodisco De Roze Wolk.[3] Sindsdien zijn de werfkelders langs de Oudegracht in toenemende mate in trek bij horeca-ondernemers. Er zijn onder andere veel restaurants gevestigd, meestal met terras langs de gracht. Door deze horeca zijn de werven nog altijd functioneel: de bevoorrading vindt deels per bierboot plaats. Afwijkende gedeeltenEnkele gedeelten van de Oudegracht wijken af van het patroon met straten, werven en kelders. Dat geldt onder meer voor het gedeelte tussen de Gaardbrug en de Stadhuisbrug. Langs dit stukje gracht, dat tussen de oudste handelsnederzetting en het kerkelijke centrum rond de Dom doorliep, zijn andere oplossingen ontstaan voor het overbruggen van het hoogteverschil. Ter hoogte van de Donkere Gaard staat een rijtje huizen tussen de straat en de gracht, met de achtergevel rechtstreeks in het water. Deze bebouwing was al halverwege de twaalfde eeuw in aanleg aanwezig. Zulke bebouwing staat ook langs de noordelijke helft van de Choorstraat. Vergelijkbare bebouwing heeft tot diep in de zeventiende eeuw tussen de Stadhuisbrug en de Bezembrug op de zuidzijde (de Snippenvlucht) gestaan. Hier liepen echter nog werven achter de huizen langs. Langs de Lijnmarkt ontstonden aan de grachtzijde eveneens huizen die oorspronkelijk nog ruimte voor werven overlieten. In 1340 kregen de bewoners toestemming om hun zeer ondiepe huizen over de werven heen te bouwen, op voorwaarde dat de werven toegankelijk zouden blijven. Nog altijd is hier een galerij langs het water aanwezig. Ten slotte is tussen Bijlhouwersbrug en Vollersbrug aan de oostzijde nog en andere variant ontstaan: hier staat de bebouwing langs de werf op een talud dat vanaf de Twijnstraat naar de Oudegracht afloopt (Twijnstraat aan de Werf). GebruikOm met paarden op de werven te kunnen komen werden de wedden aangelegd, een soort gangen die van het straatniveau naar de werven afliepen. Er zijn er minstens vier geweest. Een ervan was bij het Wed, vandaar de naam van het straatje, een ander lag naast de Viebrug. Alleen die op de Ganzenmarkt en bij de Tolsteegbarrière zijn er nog. Onderaan het wed op de Ganzenmarkt werd in 1402 de stadskraan gebouwd. Het was een hijsconstructie waarmee goederen van de boten op de werf getakeld werden. Ter hoogte van de stadskraan bevond zich de stadswaag in het huis Keyzerrijk, waar de goederen vervolgens gewogen werden. De gietijzeren beelden (die kariatiden heten) van de naburige Winkel van Sinkel betekenden het einde van de stadskraan, want deze begaf het bij het lossen. Deze vier beelden kwamen uit Engeland, en werden liefkozend door de mensen "de Britse hoeren" genoemd. De omtrek van de verdwenen kraan is op de werf aangegeven. Tussen 1175 en 1500 lieten (voormalige) ministerialen, rijk geworden patriciërs en edelen aan de Oudegracht grote stenen huizen bouwen die weerbaar waren of leken, ook wel stadskastelen genoemd. Van deze huizen heeft Oudaen (Oudegracht 99) het best zijn middeleeuwse voorkomen bewaard. Minder goed tot nauwelijks bewaard gebleven stadskastelen zijn onder meer Drakenburg (Oudegracht 114), Fresenburch (Oudegracht 113), Het Keizerrijk (onderdeel van het stadhuis, hoek Oudegracht/Ganzenmarkt), Rodenburg (Oudegracht 218) en Payenborg (Oudegracht 320). Onder de straatlantaarns langs de Oudegracht zijn vanaf 1953 gebeeldhouwde consoles geplaatst met tientallen verschillende taferelen, voor een overzicht zie het artikel Lantaarnconsoles in de Utrechtse Binnenstad. BruggenDe Oudegracht wordt overspannen door zestien bruggen. Daarvan hebben de Bijlhouwerbrug, de Stadhuisbrug, de Bezembrug, de Jansbrug, de Viebrug en de Zandbrug één boog, de overige twee bogen. Van zuid naar noord:
Varia
Zie ookBronnen, noten en/of referenties
Externe link Zie de categorie Oudegracht van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
|