Maria II van Portugal
Maria da Glória Johanna Charlotte Leopoldina da Cruz Francisca Xavier de Paula Isidora Michaëla Gabriëla Rafaëla Gonzaga de Bragança (Portugees: Dona Maria II) (Rio de Janeiro (Brazilië), 4 april 1819 – Lissabon (Portugal), 15 november 1853), was koningin van Portugal vanaf 1826 tot 1853, alleen tussen 1828 en 1834 was in Portugal Maria’s oom aan de macht, koning Michaël I. Ze was de tweede koningin van Portugal en de Algarve, en de 29ste (voor sommige historici de 30ste) Portugese monarch. LevenMaria werd geboren als oudste dochter van de latere keizer Peter I van Brazilië en diens eerste gemalin Leopoldine van Oostenrijk, dochter van keizer Frans II en keizerin Maria Theresia van Bourbon-Sicilië. Haar vader riep in 1822 de onafhankelijkheid van Brazilië uit met zichzelf als keizer. Toen Maria’s grootvader, koning Johan VI, stierf in maart 1826 ontstond er in Portugal een opvolgingscrisis. De overleden koning had een mannelijke erfgenaam, Peter, maar deze had in 1822 de Braziliaanse onafhankelijkheid uitgeroepen, en was sindsdien als Peter I, keizer van het grootste Zuid-Amerikaanse land. De overleden koning had ook nog een andere zoon, Michaël (Miguel), maar deze was sinds een paar jaar verbannen naar Oostenrijk, na het leiden van een aantal opstanden tegen zijn vader en diens liberale regime. Voor zijn dood, had de koning zijn lievelingsdochter, infante Isabella Maria, aangewezen tot regentes totdat de rechtmatige erfgenaam was teruggekeerd naar het koninkrijk, maar Johan VI had geen officiële erfgenaam aangewezen. De meeste mensen beschouwden infant Pedro als de rechtmatige erfgenaam van de Portugese troon, maar niemand wilde dat hij Portugal en Brazilië opnieuw zou herenigen, wat zou gebeuren als hij de Portugese troon zou bestijgen. Het Europese land stond onder Braziliaanse regering sinds de twee landen waren ondergebracht in het Verenigd Koninkrijk van Portugal, Brazilië en de Algarve, gesticht door koning Johan VI op 16 december 1815, tijdens zijn verblijf in Rio de Janeiro, van 1808 tot 1820. Uiteindelijk liet Peter het Braziliaanse keizerrijk aan zijn (nog minderjarige) zoon en werd koning van Portugal als koning Peter IV. Koning Peter was zich ervan bewust dat de grote aanhang van zijn broer bereid was om Michaël terug op de troon te zetten en daarom koos hij voor een andere optie: hij abdiceerde als koning van Portugal op 28 mei 1826 ten gunste van zijn oudste dochter, infante Maria da Gloria (die in die tijd nog maar zeven jaar oud was) en zij zou uitgehuwelijkt worden aan haar oom Michaël, die moest instemmen met een liberale grondwet en moest functioneren als een regent tot zijn nicht meerderjarig was geworden. Michaël deed alsof hij het accepteerde maar toen hij aankwam in Portugal zette hij koningin Maria II af en benoemde zichzelf koning, trok de liberale grondwet in en regeerde als absolutistisch vorst. Tijdens zijn bewind van terreur, reisde Maria naar vele Europese hoven en bracht onder andere een bezoek aan haar grootvader, keizer Frans I, in Wenen, evenals in het Londen van koning Willem IV en het Parijs van koning Lodewijk Filips. Peter deed afstand van de Braziliaanse troon in 1831, ten gunste van zijn zoon (en Maria's jongere broer, Peter II), en vanuit zijn verblijfplaats op de Azoren viel hij zijn broer Michaël aan en dwong hem tot een abdicatie in 1834. Maria werd daardoor weer koningin en besteeg opnieuw de troon, en liet haar huwelijk met Michaël nietig verklaren. Michaël vertrok opnieuw naar Oostenrijk, en stierf in 1866 in Baden. Haar regeringstijd werd gekenmerkt door voortdurende conflicten tussen conservatieven, die de constitutionele monarchie zoals gedefinieerd in de nieuwe grondwet aanhingen, en democratische en radicale elementen die herinvoering van de oude constitutie nastreefden. Deze conflicten gingen soms gepaard met bloedige onlusten. Ondanks hevige tegenstand in het land hield Maria vast aan premier António Bernardo da Costa Cabral, hetgeen bijna tot een burgeroorlog leidde. In 1842 ontving Maria II van paus Gregorius XVI de Gouden Roos. Ze huwde op 26 januari 1835 te Lissabon met August van Leuchtenberg, zoon van Eugène de Beauharnais, die echter reeds twee maanden later stierf. Op 9 april 1836 hertrouwde ze met Ferdinand van Saksen-Coburg-Gotha, zoon van Ferdinand George August van Saksen-Coburg-Saalfeld-Koháry, die na de geboorte van de troonopvolger Dom Pedro de Alcántara (Peter V) als Ferdinand II de koningstitel kreeg. Maria baarde elf kinderen en stierf in 1853 in het kraambed. Met haar dood eindigde de heerschappij van het Huis Bragança. KinderenMaria en Ferdinand hadden de volgende kinderen:
Voorouders
Zie de categorie Maria II van Portugal van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
|