Ludodactylus
Ludodactylus is een geslacht van uitgestorven pterosauriërs behorend tot de groep van de Pterodactyloidea dat leefde tijdens het Vroeg-Krijt in het gebied van het huidige Brazilië. Er is slechts één soort benoemd: Ludodactylus sibbicki. Vondst en naamgevingHet geslacht werd in 2003 benoemd door Eberhard Frey, David Martill en Marie-Céline Buchy. De geslachtsnaam verbindt het Latijnse woord voor 'spel', ludus, met het Klassiek Griekse daktylos, 'vinger'. Het laatste is een gebruikelijk achtervoegsel in de namen van pterosauriërs sinds de benoeming van Pterodactylus. Ludus verwijst naar speelgoedpterosauriërs die vaak de algemene vorm hebben van het bekende geslacht Pteranodon, dus een pterosauriër met een kam op het achterhoofd, maar dan wel uitgerust zijn met tanden, terwijl Pteranodon tandeloos is. Lange tijd beklaagden paleontologen zich over de onjuiste combinatie maar Ludodactylus bewijst dat zulke dieren wel degelijk bestonden want hij verenigt beide kenmerken in zich. De soortaanduiding eert beeldend kunstenaar John Sibbick die de illustraties schiep voor Peter Wellnhofers The Illustrated Encyclopedia of Pterosaurs, een van de weinige boeken die aan het onderwerp pterosauriërs gewijd zijn. Het fossiel, holotype SMNK 3828 PAL, bestaat uit een plaat uit de Cratoformatie (Aptien), waarop een schedel met onderkaken aanwezig is. De schedel eindigt in een van achteren uitstekende schedelkam die echter al snel afbreekt omdat de steenwerkers de plaat hebben afgezaagd. Dergelijke fossielen uit Brazilië zijn zelden het resultaat van wetenschappelijk veldwerk — paleontologen verrichten in deze formaties simpelweg nauwelijks opgravingen — maar bijna altijd aangekocht via handelaren. Vandaar dat, de wat rijkere, Europese musea vaak belangrijke exemplaren bezitten, zoals in dit geval het Staatliches Museum für Naturkunde Karlsruhe. Zeer eigenaardig is de vorm van het fossiel. Het toont het dier met een opengesperde bek terwijl daarin een gefossiliseerd groot gespleten boomblad, lijkend op dat van een yucca, te zien is dat onder de rechteronderkaak heen loopt en daaronder eindigt in een rafelrand. Het blad steekt van boven schuin naar achteren. Dit heeft aanleiding gegeven tot de hypothese dat het blad al bij leven de onderkant van de mondholte heeft doorboord waarna het gerafeld raakte door de pogingen van het dier zich ervan te ontdoen — vergeefs: het zou daarna van honger zijn omgekomen omdat het blad de keelholte versperde. De bijnaam van het exemplaar is dan ook de 'bomenbijter'. Natuurlijk kan het ook om een post mortem-effect gaan waarbij deze keer een van de vele plantenresten die meegefossiliseerd worden door een waterstroom tussen de taken van de onderkaken is gedreven. Daarbij is bij een fossiel het gestorven zijn van het specimen een vooropstaand gegeven dat geen speciale verklaring behoeft. BeschrijvingDe schedel van Ludodactylus, met een bewaarde lengte van vijftig centimeter, is zeer langwerpig en loopt spits toe. De randen van de grote schedelopening vóór de oogkas, de fenestra nasantorbitalis, zijn recht terwijl ze meestal gebogen zijn. De oogkas zelf is groot en peervormig. De snuit draagt geen kam, maar er is wel een soort ondiepe kam op de onderkaken waarvan de symfyse, de vergroeiing vooraan, 40% van de lengte bedraagt. Los onder de onderkaken liggen op de fossiele plaat de tongbeenderen, gevormd als een toonvork. De kam achter op de schedel, naar achteren uitstekend, is gevormd uit de wandbeenderen en is 1,5 millimeter dik. Zou hij compleet geweest zijn dan was de schedel zo'n 65 centimeter lang geweest. Er bevinden zich 23 paar tanden in de bovenkaken en zeventien paar in de onderkaken. De tanden zijn kegelvormig, spits en naar achteren gebogen. Ze zijn tamelijk lang en staan recht in de kaak. De eerste drie paar boven en onder zijn sterker verlengd en steken naar voren uit, de voorste paren tot een hoek van 45° aan de basis. De tandgrootte is erg variabel door de tandenrij heen waarbij de tanden in de onderkaken van een iets groter formaat zijn. FylogenieVolgens Frey toont Ludodactylus grote overeenkomsten met specimina die aan Brasileodactylus zijn toegeschreven, zoals MN 4797-V. Er zijn ook verschillen, zoals de ondiepere onderkaak bij Brasileodactylus en diens iets kleinere tanden maar de betekenis daarvan is volgens Frey onduidelijk. Hij ziet daarom Ludodactylus als een mogelijk jonger synoniem van Brasileodactylus, hoewel de onbekendheid van vele skeletdelen bij beide vormen een vergelijking onzeker maakt. In ieder geval acht hij beide geslachten nauw verwant. Frey deelde Ludodactylus in bij de Ornithocheiridae. Bronnen, noten en/of referenties
Literatuur
|