Zij werd geboren in Záhorská Ves, dat toen in Tsjechoslowakije lag, tegenwoordig in Slowakije. Zij was voornemens in Bratislava drama te studeren, maar volgde aam het conservatorium aldaar zangles als mezzosopraan. Ze debuteerde als coloratuursopraan in de rol van Königin der Nacht in MozartsZauberflöte. In 1963 werd ze vervolgens door Herbert von Karajan uitgenodigd zich aan te sluiten bij de Wiener Staatsoper, waar ze Barbarina zong in Le nozze di Figaro. Popp bleef een sterke band houden met de Weense Staatsopera, en zou in 1979 benoemd worden tot "Kammersängerin". In 1981 zong ze de hoofdrol in een toonaangevende opname van Het sluwe vosje van Leoš Janáček met de Wiener Philharmoniker onder Sir Charles Mackerras.[1]