Lijst van Tweede Kamerleden 1937-1946Tussen 8 juni 1937 en 4 juni 1946 waren 147 personen vertegenwoordiger in de Tweede Kamer, het 100 zetels tellende lagerhuis van de Staten-Generaal. De leden werden aanvankelijk bij de Tweede Kamerverkiezingen van 26 mei 1937 gekozen, maar vanwege de Duitse bezetting liep de zittingsperiode langer door en was er na bevrijding sprake van een noodparlement, waarbij ook Kamerleden benoemd werden die niet op een kandidatenlijst hadden gestaan. AchtergrondNoodparlement Zie Noodparlement voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
De Tweede Kamer functioneerde op normale wijze tot 10 mei 1940, toen Duitsland Nederland binnenviel. Formeel liep de zittingstermijn af in september 1941. Enkele Kamerleden namen toen ontslag, hoewel de politieke partijen erop aangedrongen dat de Tweede Kamerleden niet zouden bedanken, om het Nederlands parlement althans formeel in stand te houden. Pas op 25 september 1945 kwam de Tweede Kamer weer bijeen in de vorm van de Tijdelijke Staten-Generaal, die een veel beperktere bevoegdheid had. Tijdens de oorlog hadden 24 Tweede Kamerleden de Kamer verlaten of waren overleden. In de Tijdelijke Staten-Generaal zaten alleen de Kamerleden die in mei 1940 in de Kamer zaten aangevuld met Kamerleden die voor september 1941 door het Centraal Stembureau waren benoemd. In november werd dit de Voorlopige Staten-Generaal, die wel meer rechten had. Zij werden niet vervangen op basis van de kieslijst van 1937, maar op voordracht van de Nationale Advies Commissie. Daarbij werden de politieke verhoudingen van 1940 aangehouden, behalve bij de NSB die vervangen werden door oud-verzetsstrijders. Drie Kamerleden werden verder uit de Tweede Kamer gezet vanwege hun handelen tijdens de oorlog. LedenAlle leden worden bij aanvang van de zittingsperiode beëdigd,[1] ook als zij aftredend waren aan het einde van de vorige termijn van de Tweede Kamer. 'Begindatum' in deze lijst verwijst daarom naar de beëdiging tijdens deze ambtstermijn, terwijl van alle leden automatisch wordt aangenomen dat zij aan het einde van de ambtstermijn hun ambt hebben verlaten.
Referenties
|