Het klooster werd gesticht in 782 door hertog Tassilo III van Beieren, en in 788 werd het een karolingisch rijksklooster. Koning Lodewijk de Duitser, die sinds 826 ook Beieren regeerde, stelde rond 857 zijn dochter Irmengard als abdis aan. De abdij had sterk te lijden onder de vernielingen door Hongaarse invallen in de 9e en 10e eeuw. Hierna volgde een bloeitijd.
Vanaf de 18e eeuw
In de 18e eeuw was er een nieuwe bloeitijd. Tussen 1728 en 1732 werden nieuwe kloostergebouwen opgericht. Het klooster werd door de secularisatie van Beieren van 1803 tot 1835 officieel opgeheven. Omdat voor het klooster geen koper werd gevonden mochten de nonnen blijven. Koning Lodewijk I van Beieren stelde het klooster opnieuw in, onder de voorwaarde dat de benedictinessen door het openen van scholen hun bestaan zouden verantwoorden. Vanaf 1837 werd het onderwijs voor meisjes hun belangrijkste opdracht, onder andere in het Irmengard-Gymnasium en de Irmengard Beroepsschool, die bestaan heeft tot 1995.