In 1892 promoveerde Cuvelier aan de Rijksuniversiteit Luik tot doctor in de geschiedenis. Twee jaar later trad hij in dienst in het Rijksarchief te Luik. In 1896 werd hij overgeplaatst naar het Rijksarchief te Brugge, waar hij de graad van adjunct-conservator kreeg. Hij werd lid van de in 1894 gestichte kunstminnende vereniging Chat Noir. Zijn volgende promotie was in 1900, toen hij onderafdelingshoofd ten persoonlijken titel werd in het Algemeen Rijksarchief in Brussel. Een vaste benoeming volgde twee jaar later. 1910 bracht een nieuwe promotie, tot afdelingshoofd. Cuvelier werd waarnemend algemeen rijksarchivaris op 31 mei 1912, op 25 februari 1913 volgde de definitieve aanstelling. De algemeen rijksarchivaris ging met pensioen op 31 december 1935.
Cuvelier was lid van vele genootschappen en verenigingen.
Van 1935 tot 1946 was hij lid van de commissie die instond voor de uitgave van de Biographie Nationale.
Hij was voorzitter van de Commission des petites Archives voor de provincie Brabant.
Hij was algemeen secretaris van de Commission permanente des Congrès internationaux des Archivistes et Bibliothécaires.
Een vernieuwer
Cuvelier was zich bewust van de noodzaak tot vernieuwing in het Belgische archiefwezen. Daarom werkte hij in 1903 mee aan de oprichting van de Revue des bibliothèques et archives de Belgique. De programmatekst voor het archivalisch luik van het tijdschrift was van zijn hand. Met uitspraken zoals "Le tâche de l’archiviste, selon nous, doit consister, exclusivement, à faire des travaux d’analyse qu’il mettra à la disposition de l’historien." betekende het een breuk met de negentiende-eeuwse archivistiek.[1]
Cuvelier kreeg de kans zijn verwachtingen waar te maken. In 1907 had hij reeds mee de Vereniging van Archivarissen en Bibliothecarissen van België opgericht. De Handleiding voor het ordenen en beschrijven van archieven van Muller, Feith en Fruin vertaalde hij samen met Henry Stein naar het Frans. Hij kon ook op een andere manier afrekenen met de negentiende-eeuwse archivistiek. Kort na het overlijden van Edward Van Even in 1905 - die meer dan vijftig jaar stadsarchivaris van Leuven was geweest - begon hij namelijk met het herinventariseren van het Leuvense stadsarchief. Van 1929 tot 1938 liet hij hiervan de inventaris in vier delen verschijnen.[2]
Eretekens
Burgerlijk kruis eerste klasse voor moed en zelfopoffering, 1892
Een lijst van publicaties van Cuvelier is te vinden in:
J. CLOËS CUVELIER, "A Bibliography of Joseph Cuvelier", The Indian Archives, 4 (1950), 99-107.
J. VANNÉRUS, "Notice sur Joseph Cuvelier. Membre de l'Académie", Annuaire de l'Académie royale des sciences, des lettres et des sciences morales et politiques et des beaux-arts de Belgique, 121 (1955), 143-172.
Literatuur
L. VERRIEST, Cuvelier Joseph, in: Annuaire des archives de Belgique, Roeselare, 1913, XVIII-XXV.
S. SEN, Joseph Cuvelier, in: The Indian Archives, 4 (1950), 91-97.
J. VANNÉRUS, Notice sur Joseph Cuvelier. Membre de l'Académie, in: Annuaire de l'Académie royale des sciences, des lettres et des sciences morales et politiques et des beaux-arts de Belgique, 121 (1955), 89-172.
C. TIHON, Cuvelier (Joseph), in: Biographie nationale de Belgique, T. XXXI, Brussel, 1961, 240-244.
R. VAN UYTVEN, Cuvelier, Marie Charles Joseph Théodore, archivaris en historicus, in: Nationaal Biografisch Woordenboek, T. II, Brussel, 1966, 158-162.
Voetnoten
↑J. CUVELIER, "Les archives", Revue des bibliothèques et archives de Belgique, 1 (1903), 11.
↑J. CUVELIER, Inventaire des archives de la ville de Louvain, 4 dln., Leuven, 1929-1938.