Ian Whitcomb
Ian Timothy Whitcomb (Woking, 10 juli 1941 - Los Angeles, 19 april 2020)[1][2] was een Britse zanger, entertainer, songwriter, platenproducent en acteur. JeugdWhitcombs vader Pat werkte tijdens de jaren 1920 voor zijn vaders bedrijf British Screen Classics, met een hoofdrol in Mr. Nobody (uitgegeven door Fox in 1929). Zijn vader was een geleerd pianist en moedigde zijn zoon aan om dit ook te doen. Ians jongere broer Robin begeleidde hem op de drums bij hun eerste band The Ragtime Suwanee Six (1969-1962), waarvan Denny Cordell[3] manager was, die later platen produceerde voor Procol Harum en Joe Cocker. Robin speelde tamboerijn bij de hit I Got You Babe (1965) van Sonny & Cher. Whitcombs belangrijkste muzikale inspiraties waren Phil Harris, Johnnie Ray, Guy Mitchell, Elvis Presley en George Formby. Hij werd in 1949 op 8-jarige leeftijd weggestuurd naar het internaat, waar hij spoedig een band formeerde om de jongens en het personeel te vermaken met hits als Riders in the Sky. CarrièreOp de openbare school Bryanston in Dorset richtte Whitcomb in 1957 een skiffle-band op en daarna in 1959 een rock-'n-roll-band. Tijdens de vroege jaren 1960, tijdens zijn geschiedenisstudie op het Trinity College in Dublin, werd hij medeoprichter van Dublins eerste r&b-band Bluesville. Hun eerste plaatpublicatie The Sporting Life kwam in 1965 in de Amerikaanse hitlijst. Whitcombs volgende single You Turn Me On (juli 1965) bereikte de 8e plaats in de Billboard Hot 100. Tijdens zijn zomervakantie in 1965 ging Whitcomb naar de Verenigde Staten om daar op te treden in tv-programma's als Shindig, Hollywood A Go-Go en American Bandstand. Whitcomb speelde in 1965 in de Hollywood Bowl met The Beach Boys en daarna toerde hij met The Rolling Stones, The Kinks en Sam the Sham & the Pharaohs. N-Nervous! (#59, Billboard Hot 100; #47, Cashbox) was Whitcombs volgende publicatie, die werd opgenomen in Hollywood. Hij ging terug naar Dublin voor zijn geschiedenisexamens en behaalde een BA-graad. In 1966 ging hij verder met vroege populaire songs. Zijn versie van Where Did Robinson Crusoe Go with Friday on Saturday Night? uit 1916 van Al Jolson werd een West Coast hit en werd in ere hersteld met de ukelele voor het optreden van Tiny Tim. Na vier albums te hebben gemaakt voor Tower Records en na Mae West te hebben geproduceerd op haar album Great Balls of Fire voor MGM Records in 1972, ging Whitcomb terug naar het Verenigd Koninkrijk, waar hij een schrijverscarrière begon met After the Ball. Later schreef hij Tin Pan Alley, A Pictorial History (1919-1939) en de novelle Lotusland: A Story of Southern California. Terug in Hollywood trad Whitcomb op als ster en schreef hij L.A.-My Home Town (BBC-tv; 1976) en Tin Pan Alley (PBS; 1974). Hij verstrekte ook de muziek voor de documentaire film Buggs Bunny: Superstar, die werd verteld door Orson Welles. Voor Play-Rite Music schreef hij 18 pianowalsen, die waren opgenomen in het album Pianomelt. Zijn andere albums reflecteerden zijn onderzoek binnen de genres ragtime, Tin Pan Alley, vaudeville en music hall. Deze, beginnend met Under the Ragtime Moon (1972), werden uitgebracht onder verschillende labels, waaronder Warner Bros. Records, United Artists Records en Decca Records. Gedurende deze periode schreef en produceerde hij ook singles voor de country-afdeling van Warner Bros., met name Hands, een massagesalon-verhaal en A Friend of a Friend of Mine. Tijdens de jaren 1980 publiceerde Whitcomb Rock Odyssey: A Chronicle of the Sixties: Ian Whitcomb, een gedenkschrift over de jaren 1960 en beschreven door The New York Times als de beste persoonlijke interpretatie van deze periode. Hij publiceerde ook Ragtime America (Limelight Editions, 1988), gevolgd door een levensbeschouwing als een in Los Angeles levende Britse emigrant, Resident Alien (Century, 1990). Hij produceerde de Britse documentaire Legends of Rhythm and Blues over zwarte muziek (deel van de series Repercussions door Third Eye Productions voor Channel Four in 1984). Tijdens deze periode presenteerde hij ook 15 jaar lang een radioshow in Los Angeles bij verschillende radiozenders (KROQ-FM, KCRW en uiteindelijk KPCC-FM). Zijn songs waren te beluisteren in de films Bloody Movie (1987), Cold Sassy Tree (1989), Encino Man (1992), Grass (1999), Man of the Century (1999), Stanley's Gig (2000), After the Storm (2001 film) (2001), The Cat's Meow (2002), Last Call (2002), Sleep Easy, Hutch Rimes (2002), Lonesome Jim (2005) en Fido (2006). Whitcomb trad op als Grand Marshall in de 24e Occasional Pasadena Doo Dah Parade in november 1999. HedenWhitcomb trad op tijdens muziekfestivals door heel de Verenigde Staten. Hij ging door met schrijven en heeft veelvuldig gastoptredens. Hij was een regelmatige gastartiest in Cantalini’s Restaurant in Playa del Rey in Californië. Hij bezocht ook wekelijks Zelo Pizzeria in Arcadia. Sinds 7 november 2007 had Whitcomb een internet-radioprogramma op de woensdagavonden van 8:00 tot 10:00 uur op LuxuriaMusic.com. Hij tekende bij Premiere Radio Networks in september 2010 voor The Ian Whitcomb Show op XM satellietradio, Channel 24. Ian Whitcomb werd genoemd als de BEST OF L.A. in 2008 door het Los Angeles Magazine. In 2009 schreef en vertolkte Whitcomb originele muziek voor de West Coast-première van The Jazz Age, een opvoering door Allan Knee in het Blank Theater Company's 2nd Stage Theater in Los Angeles. Voor zijn werk voor The Jazz Age werd Whitcomb genomineerd voor een L.A. Theater Award. Privéleven en overlijdenWhitcomb was getrouwd met Regina. Hij overleed op 78-jarige leeftijd.[4] DiscografieSinglesJerden Records
Tower Records
United Artists Records
Warner Bros. Records
Albums
CD's
Boeken
OptredensFilmdoek
Televisie
Bronnen, noten en/of referenties
|