Huis GebroekHuis Gebroek, ook Kasteel Genbroek, is een kasteel of historische buitenplaats nabij het dorp Geverik in de Nederlands-Limburgse gemeente Beek. Geschiedenis en bewonersGebroek werd reeds in 1381 genoemd als een grootleen van het Huis Valkenburg toen het landgoed eigendom was van Gerard Printen. Daarna werd het eigendom van de familie Huyn van Amstenrade, waarvan Werner Huyn de eerste was. De laatste Huyn heeft het kasteel deels overgedaan aan Godfried van Mutsenich die het kasteel zijn huidige vorm heeft gegeven aan het begin van de 17e eeuw. Getuige hiervan zijn de vier jaarankers op de westgevel die het tweede decennium van die eeuw weergeven in de vorm van “161*”. In 1644 wordt Hub Creusen, Luiks(?) hoogschout van Maastricht de nieuwe eigenaar en hiermee breekt een periode aan van deftige Maastrichtse burgerfamilies die het kasteel bewoonden. In 1683 kocht Claude Ernest de Montaigne, Luiks hoogschout te Maastricht en gehuwd met Maria Magedalena Dionysia Creusen, het nabijgelegen Huis Kelmont. Het echtpaar was op dat moment al eigenaar van Gebroek. De erfenis werd verdeeld onder de elf kinderen. Rond 1820 werd Jan Lodewijk Willem Hennekens de nieuwe eigenaar en hij vestigde een destilleerderij in het kasteel. Hij was de eerste die de befaamde Beeker Els gaat stoken. Verder waren er in die tijd een leerlooierij en een boomkwekerij in het kasteel. Na zijn overlijden in 1827 werd de destilleerderij verplaatst naar Beek aan de Wolfeinde en de boomkwekerij werd gestopt. De erfgenaam, Guillaume Hennekens, verkocht het kasteel aan de Belgische edelman George Louis Baron de Rosen de Haren uit Luik. De Rosen liet het kasteel renoveren en liet tevens het achtkantige torentje op de oostvleugel plaatsen. Ook werd in die tijd de Engelse landschapstuin met waterpartij en beukenboshelling aangelegd. Zijn oudste zoon, August Baron de Rosen de Haren, heeft veel betekend voor het kasteel en de lokale politiek van gemeente Beek. Hij werd in 1843 raadslid in Beek en later wethouder en Statenlid van de Provincie Limburg. Hij bleef hierin actief tot zijn dood in 1904. De laatste erfgename was in 1911 Marie de Coune-Schoenmaekers. In 1922 werd Joseph Meuwissen, een pannenbakker in Echt, de nieuwe eigenaar van het kasteel. Hij werd opgevolgd door Louis (IV) Hubert Willem Regout (1928-), een telg uit de bekende Maastrichtse familie Regout, kleinzoon van de industrieel en minister Louis (II) Regout en tot 1972 directeur van de porselein- en tegelfabriek Mosa. Daarna leefde zijn moeder, de weduwe jkvr. Marie-Louise Paula Hubertina Josepha Michiels van Kessenich (1900-1997) tot aan haar dood in het kasteel. Na een kortstondig bezit door de gemeente Beek, kwam het kasteel in het bezit van verschillende eigenaren. Beschrijving van het kasteelHet hoofdgebouw is een grotendeels witgepleisterd en witgeschilderd bakstenen gebouw uit de 18e eeuw. Het bestaat uit vier rechthoekig aaneengesloten vleugels, elk onder een zadeldak, die een rechthoekige binnenplaats omsluiten. In de zeer brede, twee verdiepingen hoge oostvleugel is een gerieflijk woongedeelte gevestigd, terwijl de west-, noord- en zuidgevel vanouds respectievelijk een economiegebouw, een pachterwoning en een schuur herbergden. Rond het kasteel ligt een Engelse landschapstuin met vijvers.[1] Bijbehorende monumentale objectenBij het kasteel behoren een aantal andere objecten te weten:
Bronnen, noten en/of referenties
|