Geringde viltkop
De geringde viltkop (Mallocybe agardhii) is een paddenstoel uit de familie Inocybaceae. Hij vormt Ectomycorrhiza.[2] Hij groeit bij wilg: in de vochtige duinvalleien is dit in de buurt van kruipwilg en in bermen bij boswilg.[3] De vruchtlichamen komen voor van juni tot november.[4] Ze staan vaak in kleine groepjes.[5] De soort kenmerkt zich door een dik velum dat een wollige wollige ringzone op de steel achterlaat.[6] KenmerkenUiterlijke kenmerken
De hoed heeft een diameter van 25 tot 80 mm.[5] De vorm is klokvormig tot licht umbonaat en wordt platter met een ingesneden rand.[5] Het oppervlak is viltig en vezelig, niet opvallend schubbig. De hoedkleur is lichtbruin en in het midden donker. Het velum op de hoed is wittig/zilverachtig.
De lamellen zijn bleek okerachtig oranjebruin, uiteindelijk bruin lederkleurig met een witte lamelsnede.[3] Ze zijn sinuate-adnate aan de steel gehecht.[5]
De steel heeft een lengte van 20 tot 60 mm en een dikte van 3 tot 12 mm.[5][7] Hij is hol en bij jonge vruchtlichamen met een duidelijke ringzone.[8] Er is een cortina aanwezig en de kleur is wittig.[8]
De geur is afwezig of muf-aards tot zurig tot onplezierig.[5] De smaak is afwezig of licht onprettig.[5] Microscopische kenmerkenDe sporen zijn glad en meten 8,0-11,0 × 5,0-6,5 μm.[3][4] De basidia zijn 4-sporig en meten 30-35 × 7-8 µm.[9] De dunwandige cheilocystidia zijn zeer onregelmatig gevormd (meestal knotsvormig) en hebben vaak een langwerpig (sub)cilindrisch eindsegment. Ze meten 15-30 × 10-18 μm.[3][7] Soms staan ze in korte ketens aaneengeschakeld met gespen.[5] Er zijn geen pleurocystidia aanwezig (net als alle soorten uit het genus). VerspreidingIn Nederland komt hij matig algemeen voor. Hij staat niet op de rode lijst en is niet bedreigd.[2] NaamMallocybe agardhi is vernoemd naar de botanicus Carl Adolph Agardh (1785-1859). Zie ookBronnen, noten en/of referenties
|