Gecoördineerde Regionale IncidentbestrijdingsprocedureGecoördineerde Regionale Incidentbestrijdingsprocedure (GRIP) is de werkwijze waarmee Nederlandse hulpverleningsdiensten bepalen hoe hun werk bij incidenten gecoördineerd moet worden.[1] In deze procedure is de centrale gedachte dat grotere incidenten meer onderlinge coördinatie vereisen. Omdat er meer middelen en bestuurslagen betrokken (kunnen) raken, moet er multidisciplinair afgestemd worden over de incidentbestrijding. De GRIP-regeling vindt zijn oorsprong in de regio Rotterdam-Rijnmond, maar wordt tegenwoordig landelijk toegepast. Met de komst van GRIP kwamen er landelijke richtlijnen voor opschaling. Daarmee was er meer uniformiteit in de opschaling van incident- en rampenbestrijding bij de brandweer, politie, Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio (GHOR), de gemeenten en andere betrokken organisaties zoals defensie, waterschappen, Rijkswaterstaat, het Rode Kruis en ProRail. De procedures regelen opschaling op operationeel niveau rondom de plaats van het incident en daarnaast op bestuurlijk niveau van betrokken gemeentes en waar nodig zelfs landelijk. Er is evenwel kritiek op de GRIP-regeling. Hoewel er met GRIP landelijke richtlijnen zijn voor het opschalen, wordt hier nog altijd invulling aan gegeven door de veiligheidsregio's. Omdat elke veiligheidsregio de eigen opschaling (weliswaar aan de hand van GRIP) bepaalt, kan het bij incidenten die de grens tussen veiligheidsregio's overschrijdt voorkomen dat beide veiligheidsregio's verschillend zijn opgeschaald.[2] FasenNaast de dagelijkse routine zijn er vier wettelijke GRIP fasen, namelijk GRIP 1 tot en met 4. GRIP 5 bestaat ook, maar heeft geen basis in de wet. Ten slotte bestond er vroeger ook GRIP Rijk, dat is afgeschaft.[3] De GRIP-fasen zijn:
GRIP 1Er is gezien de aard van het ongeval coördinatie tussen de verschillende hulpdiensten nodig. Ter plaatse wordt een Commando Plaats Incident (CoPI) samengesteld uit de operationeel leidinggevenden (Officieren van Dienst) van de verschillende hulpdiensten. Het CoPI staat onder leiding van de Leider CoPI. De Leider CoPI was vroeger vaak van de brandweer, maar tegenwoordig is de Leider ontkleurd, wat betekent dat deze van alle hulpverleningsorganisaties afkomstig kan zijn, bijvoorbeeld van de brandweer, of de GHOR, of de politie. De burgemeester van de gemeente waar het incident is ontstaan, wordt afhankelijk van de plaatselijke afspraken gewaarschuwd, naast de Regionaal Commandant van de brandweer, de Directeur Publieke Gezondheid (DPG) en het Sectorhoofd van de politie. GRIP 2Doordat het ongeval een effect heeft op het gebied om het incident heen is verdere opschaling nodig. Er wordt een Regionaal Operationeel Team (ROT) ingesteld waarbij de Operationele Leider van een van de aanwezige hulpdiensten de leiding neemt over alle aanwezige disciplines; dat kan de Hoofd Officier/Commandant van Dienst van de brandweer, Commandant van Dienst van de politie of Commandant van Dienst van de GHOR (Geneeskundige Hulpverlenings Organisatie in de Regio) zijn. Tegenwoordig is de Operationele Leider (OL) ontkleurd, dat wil zeggen dat hij/zij niet namens een dienst optreedt maar als multidisciplinair leider. Het kan dus voorkomen dat tijdens een grote brand de politie de OL levert, of bij een ordeverstoring de OL van GHOR komt. Tevens is dit de hoogste operationele opschaling, er kan verder alleen nog bestuurlijk opgeschaald worden. Het Regionaal Operationeel Team (ROT) komt bijeen (dit team bestaat uit functionarissen van de verschillende hulpdiensten) die de inzet van hun diensten op afstand leiden. Als dit nog niet gebeurd was wordt de burgemeester van de getroffen gemeente op de hoogte gesteld; deze kan de kernstaf van het Gemeentelijk Beleidsteam (GBT) laten alarmeren om hem bij te staan. De burgemeester heeft in dit stadium nog geen leidinggevende taak. Indien er behoefte is aan bestuurlijke leiding wordt opgeschaald naar GRIP 3. Hoewel het CoPI ondergeschikt is aan het ROT, wordt doorgaans de rolverdeling toegepast dat het CoPI zich richt op de bronbestrijding en het ROT zich bezighoudt met het effectgebied. GRIP 3Niet alleen de directe omgeving wordt beïnvloed door het incident (men spreekt in sommige gevallen van een ramp), maar een groter gebied ondervindt de gevolgen, bijvoorbeeld een (deel van een) gemeente. De burgemeester van de getroffen gemeente komt bijeen met het volledige Gemeentelijk Beleidsteam (GBT) om op bestuurlijk niveau sturing te geven aan de bestrijding van de gevolgen van het incident. De commissaris van de Koning (CdK) van de betreffende provincie wordt geïnformeerd. Tevens wordt de Minister van Binnenlandse Zaken via het Nationaal CrisisCentrum (NCC) geïnformeerd. Als er zaken door de gemeente geregeld moeten worden, zoals opvang of registratie dan wordt het Gemeentelijk Rampenmanagementteam (GRMT) bijeen geroepen. GRIP 3 betekent niet bij voorbaat dat er sprake is van een ramp. Bij een dreiging van een ramp kan GRIP 3 uit voorzorg afgekondigd worden om de commandostructuur in te richten. Dit was bijvoorbeeld het geval bij de brand in de faculteit bouwkunde van de Technische Universiteit Delft op 13 mei 2008. Omdat het pand op instorten stond ontstond het gevaar van een grote stofwolk met asbestdeeltjes.[4] GRIP 4Het effectgebied van de ramp of bijvoorbeeld schaarste (stroomstoring, uitvallen waterleidingnet etc.) overstijgt de grenzen van de gemeente of zelfs de veiligheidsregio of provincie. De binnen de Veiligheidsregio aangewezen burgemeester wordt gealarmeerd en wordt Coördinerend Bestuurder. Deze laat zich ondersteunen door een Regionaal Beleidsteam (RBT) met daarin functionarissen van de verschillende hulpdiensten. Het Gemeentelijk Beleidsteam, dat eventueel bij opschaling naar GRIP 3 ingesteld is, wordt vervangen door het RBT. Als dit nog niet gebeurd was wordt de commissaris van de Koning gealarmeerd die een Provinciaal Coördinatie Centrum (PCC) kan laten inrichten. Een Provinciaal Coördinatie Centrum bestaat uit ambtenaren betrokken bij rampenbestrijding en adviseert de Commissaris. Betrokken ministeries kunnen Departementale Coördinatie Centra (DCC) opzetten. Overigens betekent, net als bij GRIP 3, deze opschaling niet dat er (al) sprake is van een ramp. Ook bij een dreigend incident, zoals een overstroming, kan GRIP 4 afgekondigd worden. Het is ook niet zo dat een ongeval op een gemeentegrens direct GRIP 4 betekent; het effectgebied van een ongeval betreft vaak alleen de ongevalslocatie, dus er is meestal geen noodzaak voor bijvoorbeeld een Gemeentelijk Beleidsteam. Als er gevaarlijke stoffen vrijkomen bij het ongeval kan dit wel opschaling betekenen. GRIP 5Wanneer sprake is van een ramp of crisis die zich uitstrekt over meer dan één veiligheidsregio, spreekt men van een GRIP 5. Opschaling naar GRIP 5 gebeurt uitsluitend als daartoe bestuurlijke noodzaak aanwezig is. Voor het afkondigen van een GRIP 5 is een expliciet besluit van de voorzitters van de betrokken veiligheidsregio’s vereist. Tijdens een GRIP 5 vindt geen overdracht van het bevoegd gezag plaats naar een ‘hoger niveau’. De voorzitters van de betrokken veiligheidsregio’s behouden het bevoegd gezag over de diensten die in hun eigen regio bij de rampbestrijding betrokken zijn. Wat wel gebeurt, is dat de veiligheidsregio’s gezamenlijk de interregionale incidentbestrijding ter hand nemen, waarbij één veiligheidsregio de bestuurlijke en operationele afhandeling coördineert. Het staat regio’s vrij om hierover onderling andere afspraken te maken. Zijn die er niet en er is wel sprake van een duidelijk aanwijsbaar brongebied dan is de regel dat de bronregio de coördinatie op zich neemt. Is er geen duidelijk brongebied dan neemt de regio die gezien de aard van het incident het best is geëquipeerd de coördinatie op zich. GRIP RijkGRIP Rijk werd gebruikt wanneer er behoefte was aan sturing door het rijk in situaties waarin de Nationale veiligheid in het geding is óf kan zijn. In een GRIP-Rijk situatie berustte het bevoegd gezag op nationaal niveau bij de betrokken wettelijk bevoegde ministers. De operationele leiding verliep volgens GRIP 1 tot en met 4. Een GRIP-Rijk zou daarom altijd naast een of meerdere opschalingen in GRIP 1 tot en met 5 (in de praktijk GRIP 2 tot en met 4) plaatshebben. Deze GRIP is afgeschaft op 15 september 2016.[5] Regionale verschillenDe invulling van de GRIP-fasen gebeurt regionaal, waardoor er verschillen (kunnen) zijn. De minister van BZK heeft echter in 2006 een landelijk referentiekader GRIP op laten stellen en de veiligheidsregio's dringend verzocht zich hieraan te conformeren omdat er anders wettelijke maatregelen opgelegd zouden worden. De gedachte hierachter is dat het vooral op bovenregionaal niveau noodzakelijk is om gelijke procedures te hanteren. OpschalingDe procedure is ingericht om de incidentbestrijding te coördineren op operationeel, tactisch en/of strategisch/bestuurlijk niveau. Tijdens de dagelijkse werkzaamheden geldt voor alle hulpverleners de (GRIP) 0-fase; oftewel er is geen centraal gecoördineerde incidentbestrijding nodig en de werkzaamheden behoren tot de dagelijkse routine. Zodra een van de bij de bestrijding betrokken diensten (brandweer, GHOR, politie en in enkele regio's ook de gemeente) daar behoefte aan heeft, dan kan deze een GRIP-fase afkondigen. Deze opschaling geldt voor alle hulpdiensten binnen een veiligheidsregio. Het kan niet voorkomen dat de politie in GRIP 2 zit terwijl de GHOR in GRIP 1 zit. Bij het activeren van de sirenes van het waarschuwings- en alerteringssysteem (beter bekend als het officieuze luchtalarm) om de bevolking te alarmeren is in de praktijk meestal sprake van minimaal GRIP 3, omdat in deze gevallen doorgaans een groot deel van de bevolking betrokken is of kan raken. De opschaling hoeft niet volgordelijk te verlopen. Het kan voorkomen dat bij het ontvangen van een melding direct duidelijk is dat er een bedreigd effectgebied is waardoor direct GRIP-fase 2 (of hoger) van kracht wordt. De GRIP-fasen zijn gekoppeld aan een incident, niet aan een regio. Het is dus niet zo dat alle hulpdiensten anders gaan communiceren zodra er elders in een regio een GRIP-fase van kracht wordt. Binnen het communicatienetwerk C2000 kunnen aparte gespreksgroepen (de digitale versie van analoge radio-kanalen) gebruikt worden. Hier wordt tijdens een groot incident gebruik van gemaakt om de hinder voor de overige hulpverlening te beperken. Wel kan het zo zijn dat, om de basishulpverlening in het hele gebied te kunnen blijven garanderen, de inzet van andere eenheden binnen een regio tijdens een GRIP-fase anders wordt geregeld. Binnen veel veiligheidsregio's bestaan afspraken over welke functionarissen welke GRIP-fase mogen afkondigen. Zo kan het zijn dat een Officier van Dienst of een calamiteitencoördinator op de meldkamer meestal alleen GRIP 1 of 2 mag afkondigen, een burgemeester GRIP 3 en de voorzitter van de veiligheidsregio GRIP 4. Daarnaast zijn er vaak afspraken om niet-volgordelijke opschaling snel te kunnen laten verlopen. Bijvoorbeeld functionarissen op een meldkamer die situaties tot en met GRIP 2 kunnen afkondigen. Hiermee wordt voorkomen dat de opschaling bij een ernstig incident vertraagt, doordat er steeds nieuwe functionarissen nodig zijn om de volgende GRIP-fase af te kondigen. AfschalingWanneer de bestrijding van de ramp effectief is zal steeds minder nodig zijn om de effecten te beheersen. Afhankelijk van de overgebleven effecten zal hierom op een gegeven moment afgeschaald worden naar een lagere GRIP-fase. Bijvoorbeeld bij het nablussen van een grote brand is het niet nodig dat het Gemeentelijk Beleidsteam in functie is. Ook voor de afschaling geldt dat deze niet volgordelijk hoeft te verlopen. Bijvoorbeeld als er na het nablussen wel nog afstemming moet zijn tussen diensten op bestuurlijk niveau om voor het milieu schadelijke gevolgen af te handelen. De afschaling wordt bepaald door de hoogst leidinggevende in de GRIP-structuur. PraktijkDe GRIP-fasen worden vrijwel dagelijks gebruikt: een ongeval dat ernstiger is dan normaal vraagt vaak al om GRIP 1. GRIP 4 wordt maar enkele malen per jaar afgekondigd. GRIP 5 is anno 2023 nog nooit gebruikt. GRIP RIJK is tussen invoering en afschaffing eveneens nooit afgekondigd. GRIP 4 is onder andere afgekondigd tijdens de stroomuitval in de Bommelerwaard in december 2007. In dat geval was het incident gemeentegrensoverschrijdend en vond het incident plaats nabij de grens van twee veiligheidsregio's en was er sprake van schaarste. Bij uitbreiding van de storing was het dan ook waarschijnlijk regio-overschrijdend geworden en door de schaarste was er behoefte aan meer materieel (zoals generatoren en eventueel medische assistentie bij mensen die van medische apparatuur afhankelijk zijn). Bij de stroomuitval in de Bollenstreek in januari 2010 werd eveneens GRIP4 afgekondigd door een combinatie van de stroomstoring, de kou en veel uitgevallen telefoonverbindingen. Lijst van GRIP 4-incidenten
Lijst van GRIP 5-incidentenEr zijn geen GRIP 5-incidenten geweest Lijst van GRIP Rijk-incidentenEr zijn geen GRIP Rijk-incidenten geweest. Zie ookExterne link
Referenties
|