Faramir (mens)
Faramir is in de trilogie In de Ban van de Ring van de Britse schrijver J.R.R. Tolkien de jongere broer van Boromir en de zoon van stadhouder Denethor II van Gondor. Zijn naam komt uit het Sindarijns en betekent "juweel van trouw". VerhaallijnFaramir is de kapitein van de Dolers die in Ithilien vechten tegen troepen van Sauron, waaronder versterkingen uit het zuiden. Hij komt onderweg ook Frodo, Sam en Gollem tegen en weet de twee hobbits als verdachte figuren te arresteren. Als zij Faramirs vertrouwen hebben weten te winnen, kan met behulp van Frodo ook Gollem worden binnengelokt in het kamp. Als de hobbits Faramir hebben kunnen overtuigen van de noodzaak van hun tocht, laat hij hen gaan. Later raakt Faramir gewond. Nadat zijn vader zegt dat hij liever had dat Faramir was gestorven in plaats van Boromir, valt hij met 300 ridders van Minas Tirith het door orks ingenomen Osgiliath aan waarbij alle ridders omkomen, behalve Faramir, die ernstig gewond terugkeert naar de stad. Denethor denkt dat ook Faramir gestorven is en probeert hen samen te verbranden. Hij giet olie over hem heen en steekt het hout in brand. Pepijn waarschuwt Gandalf en zegt dat Faramir niet dood is. Samen redden ze Faramir, maar het lukt de waanzinnig geworden Denethor wel om zichzelf in brand te steken. Faramir wordt genezen door Aragorn. Omdat zijn oudere broer Borimir is omgekomen, volgt Faramir zijn vader op. Hij is de laatste regerende Stadhouder van Gondor tot de kroning van Aragorn II tot Koning van Gondor. Vanwege zijn verwondingen blijft hij tijdens de laatste slag tegen Sauron in Minas Tirith, waar hij Éowyn, een prinses uit Rohan, leert kennen. Na de oorlog trouwt hij met haar en neemt hij de regering van het door hem geliefde Ithilien op zich. Hij wordt dan ook tot Prins van Ithilien benoemd en zetelt als prins en als Stadhouder onder de Koning in Emyn Arnen. Stamboom van de Stadhouders
|