Contra legemContra legem (Latijn contra – „tegen“; lex – „wet“) is een begrip uit de rechtswetenschap. De uitdrukking betekent dat een rechterlijke beslissing — of een rechtsopvatting — in strijd is met de letterlijke tekst van een wet in formele zin. Toen de Bredase bisschop Muskens op 2 oktober 1996 zei "dat als je zo arm bent dat je niet meer kunt leven, je een brood mag weghalen uit de winkel", was dat een rechtsopvatting contra legem, omdat diefstal voor Nederland strafbaar is gesteld in artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht, en voor Caribisch Nederland in artikel 323 van het Wetboek van Strafrecht BES. De definitie van het begrip contra legem kan niet los worden gezien van de begrippen marginale toetsing en exceptieve toetsing Nederlands recht1In de zogeheten Doorbraak-arresten[1] relativeerde de Hoge Raad de onschendbaarheid van de wetten.[2] De Hoge Raad overwoog,
Het arrest Harmonisatiewet[3] bracht de positiefrechtelijke betekenis van deze relativering in beeld. Aldus Schutgens (2009).[4] 2Een definitie in de context van het recht van de Europese Unie over de betekenis van ‘contra legem’, afgezet tegen het Unierechtelijke vertrouwensbeginsel, is gegeven in de conclusie ECLI:NL:PHR:2020:615. A-G Ettema bespreekt de volgende definitie van Wiarda in relatie tot rechterlijke beslissingen:[5]
3Volgens vaste rechtspraak kan in bepaalde gevallen een wettelijk rechtsmiddelenverbod worden doorbroken.[6] De volgende doorbrekingsgronden zijn erkend:[7] (i) Het toepassingsbereik van een regel is miskend, doordat de rechter
(ii) Bij de behandeling van de zaak is een zodanig fundamenteel rechtsbeginsel veronachtzaamd, dat niet kan worden gesproken van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak. EU-rechtNationale rechters zijn verplicht om EU-recht te volgen, zelfs als dat in strijd is met hun nationale wetgeving. In sommige gevallen kunnen zij geconfronteerd worden met nationale wetten die in strijd zijn met EU-recht. In zo’n situatie moeten zij de nationale wet buiten toepassing laten. Dit wordt soms als een vorm van “contra legem” beschouwd vanuit het standpunt van de nationale wet, maar niet ten aanzien van EU-recht. Een bekend voorbeeld hiervan is het arrest Simmenthal II (1978), waarin het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen oordeelde dat nationale rechters nationale wetten die in strijd zijn met EU-recht niet mogen toepassen. Dit principe dwingt nationale rechters om in bepaalde gevallen contra legem te handelen ten opzichte van hun eigen nationale recht, als het in strijd is met de suprematie van EU-wetgeving. Zie ook Zie ook: Toetsingsrecht
Zie ook: Marginale toetsing
Zie ook: Exceptieve toetsing
Voetnoten
Literatuur
|