Het bureau werkte nauw samen met de Britse geheime dienst Special Operations Executive, dat een leidende rol had in de geallieerde sabotage-activiteiten achter vijandelijke linies. Tot de taken van het BBO behoorde het aanzetten tot opstand en guerrilla-acties in door de Duitsers bezette gebied, het hinderen van de vijand via sabotage-acties (zoals het opblazen van spoorwegen) en het organiseren en steunen van het plaatselijk verzet, onder meer door voorzieningen van wapens en ammunitie te leveren en het steunen van de illegale pers.[2][3]
Het Bureau Bijzondere Opdrachten werd opgericht door de Nederlandse regering in Londen in het voorjaar van 1944 als nieuwe geheime dienst, na het debacle van het Englandspiel, waarbij de Duitsers het verzet wisten te infiltreren, wat 54 geheim agenten en honderden verzetsstrijders het leven kostte.[3]
Het BBO was de opvolger van het Bureau Militaire Voorbereiding Terugkeer (BMVT), dat op haar beurt in 1942 het Bureau Voorbereiding van de Terugkeer naar Nederland en het Herstel van het Wettig Gezag Aldaar (BVT) had vervangen. Het bestond naast het Bureau Inlichtingen (BI), dat geheim agenten uitstuurde met de opdracht in het bezette Nederland inlichtingen te verzamelen en naar Londen te zenden.[4]
Op 13 maart 1944 benoemde de regering de gepensioneerde generaal-majoor Johan Willem van Oorschot tot hoofd van het BBO. De dagelijkse leiding van het BBO was in handen van Kas de Graaf en Karel Klijzing.[5] Tussen 31 maart 1944 en 23 april 1945 landden in totaal 70 geheim agenten per parachute in Nederland, waarvan 17 om het leven kwamen. Op 86 verschillende afwerpterreinen werden 211 wapen- en andere goederendroppingen verzorgd.[3] Ook was het BBO betrokken bij speciale Jedburgh-operaties die zich vanaf september 1944 op Nederlands grondgebied afspeelden.[5]
Na de bevrijding werd in mei 1945 een kantoor van het BBO in Utrecht gevestigd, onder leiding van Kas de Graaf, dat onder meer belast werd met onderzoek naar Duitse infiltratie in het BBO. Op 3 december 1945 werd het BBO onder bevel van de chef van de generale staf geplaatst. Op 1 maart 1946 werd het kantoor in Utrecht opgeheven, gevolgd door het hoofdkantoor in Londen op 1 juni van dat jaar.[2]
Hernieuwd onderzoek
Na afloop van de Parlementaire Enquête Regeringsbeleid 1940-1945 raakte het BBO in de vergetelheid. Tot begin jaren tachtig zou het stil blijven rond het BBO. Eddy de Roever, wiens ouders bevriend waren met Kas de Graaf, schreef vanaf de tweede helft van de jaren tachtig verscheidene boeken over het BBO. De meest uitgebreide publicatie van De Roever over het BBO is Zij sprongen bij maanlicht: de geschiedenis van het Bureau Bijzondere Opdrachten en de agenten te Londen. Dit boek beschrijft kort het ontstaan van het BBO en gaat beknopt in op verschillende BBO-operaties. Volgens de Nederlandse historicus Peter Romijn is het werk van De Roever echter niet het ‘definitieve boek’ over dit onderwerp. De Roever leunt volgens Romijn te zeer op de (omstreden) visies van Kas de Graaf.[6]
Ook de bundeling van het verzet - een van de kerntaken van het BBO - komt nauwelijks aan bod in het werk van De Roever. Met de publicatie van het boek Operatie Jedburgh: Geheime Geallieerde Missies in Nederland 1944-1945 werd door auteur Jelle Hooiveld in het voorjaar van 2014 het onderzoek naar het BBO nieuw leven ingeblazen. Momenteel werkt Jelle Hooiveld als promovendus aan de Universiteit Leiden aan een proefschrift over het BBO.
Jedburgh-team bestond uit Brinkgreve, de Amerikaanse majoor John Malcolm Olmsted en de Britse sergeant John Patrick Austin; bij arrestatie op 5 maart 1945 neergeschoten, MWO[7]
In 2007 werd de laatste reünie gehouden door de voormalige agenten [2][dode link].
Geëxecuteerde BBO-agenten
Onderstaande agenten zijn niet allen BBO-agenten. Het grootste deel van de agenten die hieronder worden genoemd werden slachtoffer van het Englandspiel, dat zich afspeelde voorafgaand aan de oprichting van het BBO.
In de nacht van 5 op 6 juli 1944 vertrok het vliegtuig Lockheed Hudson FK790 vanaf vliegbasis Tempsford, bij Londen, naar Nederland. Aan boord waren 8 personen, 4 Engelse vliegers en 4 Nederlandse geheimagenten: Pieter Jacob Kwint, Pleun Verhoef, Johannes Albertus Walter en Jan Bockma. De in Engeland opgeleide agenten zouden boven de Appelsche Heide, bij Nijkerk, uit het toestel springen en het verzet ondersteunen tegen de Duitsers. Boven de Waddenzee is het toestel mogelijk getroffen door een Duitse jager en 4 km ten westen van Kornwerderzand neergestort in het IJsselmeer. Alle 8 inzittenden zijn omgekomen en 7 lichamen zijn indertijd drijvend aangetroffen. In 1997 zijn de overblijfselen van de gezagvoerder uit de wrakstukken geborgen.[8]
Zij sprongen bij maanlicht. De geschiedenis van het Bureau Bijzondere Opdrachten en de agenten, Londen 1944-1945, door Eddy de Roever, Uitgeverij Hollandia te Baarn, 1986 ISBM 90 6045 389 1
Hooiveld, J.J.H. (2014). Operatie Jedburgh: Geheime Geallieerde missies in Nederland 1944-1945. Boom Uitgevers. ISBN 978-90-8953-256-5.
↑Hooiveld, J.J.H., Operatie Jedburgh: Geheime Geallieerde missies in Nederland 1944-1945, Uitgeverij Boom, 2014, p. 27
↑Werner Warmbrunn, The Dutch Under German Occupation, 1940-1945, Stanford University Press, 1963, p. 203
↑ abHooiveld, J.J.H., Operatie Jedburgh: Geheime Geallieerde missies in Nederland 1944-1945, Uitgeverij Boom, 2014, p. 28
↑ Romijn, P., (1987). Herbeleving en herinterpretatie. Recente literatuur over Nederland en de Tweede Wereldoorlog. BMGN - Low Countries Historical Review. 102(2), pp.211–228. DOI:10.18352/bmgn-lchr.2813
↑Hooiveld, J.J.H., Operatie Jedburgh: Geheime Geallieerde missies in Nederland 1944-1945, Uitgeverij Boom, 2014, p. 188