Boreopterus

Boreopterus
Status: Uitgestorven
Fossiel voorkomen: Vroeg-Krijt
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Chordata (Chordadieren)
Klasse:Reptilia (Reptielen)
Orde:Pterosauria
Onderorde:Pterodactyloidea
Familie:Boreopteridae
Onderfamilie:Boreopterinae
Geslacht
Boreopterus
Lü & Ji, 2005
Typesoort
Boreopterus cuiae
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Herpetologie

Boreopterus is een geslacht van uitgestorven pterosauriërs, behorend tot de groep van de Pterodactyloidea, dat leefde tijdens het Vroeg-Krijt in het gebied van het huidige China.

Boreopterus cuiae

Vondst en naamgeving

De typesoort Boreopterus cuiae is in 2005 benoemd en beschreven door Lü Junchang en Ji Qiang. De geslachtsnaam is afgeleid van het Klassiek Griekse boreios, 'noordelijk', en pteron, 'vleugel', een verwijzing naar het feit dat de vindplaats in het noorden van China ligt. De soortaanduiding eert geologe Cui Xu.

Het fossiel, holotype JZMP-04-07-3, is gevonden in het district Jinzhou bij Dalian in Liaoning, in een laag uit de Yixianformatie, Aptien. Het bestaat uit een bijna volledig skelet met schedel en onderkaken op een enkele plaat. Het fossiel is erg platgedrukt en er zijn vele kleine beschadigingen, vooral in de buitenste beenwand.

Beschrijving

De schedel van Boreopterus cuiae is langgerekt en 235 millimeter lang. Bovenop is hij vrij plat en licht hol; de snuit is iets omhoog gebogen. De punt van de snuit is laag en afgerond. De onderkaken zijn recht en even hoog als de bovenkaken; over de voorste 65% van hun lengte zijn ze vergroeid tot een symphysis mandibulae. De tanden zijn aanwezig over de volle lengte van kaken; er staan er minstens zevenentwintig paar in zowel de boven- als de onderkaken, dus voor een totaal van 108. Achteraan zijn ze kegelvormig, klein en recht; naar voren toe worden ze geleidelijk langer en krommer en staan meer naar voren gericht. De voorste negen paar zijn plots groter en vormen zo een grijpende structuur. Het derde en vierde paar van voren zijn daarvan het langst, tweemaal de hoogte van de kaken zelf, zodat ze bij sluiting daarvan flink moeten hebben uitgestoken; doordat de mandibula juist iets naar beneden buigt zal een volledige sluiting onmogelijk zijn geweest.

Van het verdere skelet zijn dijbeen en scheenbeen gelijk in lengte en is het opperarmbeen korter dan het dijbeen. De voeten zijn zwak ontwikkeld. De lengte van nek, romp en staart tezamen is geschat op 275 millimeter. De vleugelspanwijdte is geschat op 245 centimeter.

Boreopterus giganticus

In 2014 werd een tweede soort benoemd: Boreopterus giganticus. De soortaanduiding wijst op een grotere lichaamsomvang. De nieuwe vondst werd gedaan bij Heichengzi nabij Beipiao. B. giganticus verschilt behalve in grootte van Boreopterus cuiae door een peervormige oogkas, een groot aantal openingen in het traanbeen en een naar achteren hellende opgaande tak van het traanbeen.

Fylogenie

Boreopterus werd door de beschrijvers in de Ornithocheiridae geplaatst. Een kladistische analyse van Lü uit 2006 gaf Boreopterus in een meer basale positie, onder Haopterus in de stamboom van de Ornithocheiroidea sensu Unwin, een begrip dat Lü overigens zelf niet gebruikt. Boreopterus was daarbij het zustertaxon van Feilongus en in een tweede publicatie verenigde Lü dat jaar beide vormen in de klade Boreopteridae.

In 2014 werd gesteld dat de beide boreopterussoorten een klade vormden samen met Zhenyuanopterus. Feilongus zou juist geen boreopteride zijn.

Anhangueria 
Boreopteridae 

Guidraco


Boreopterinae 

Boreopterus



Zhenyuanopterus






Cearadactylus




Brasileodactylus




Ludodactylus


Ornithocheirae 
Anhangueridae

Liaoningopterus



Anhanguera



Ornithocheiridae 

Tropeognathus


Ornithocheirinae 

Coloborhynchus



Ornithocheirus









Levenswijze

De levenswijze van Boreopterus is problematisch. Volgens de interpretatie van David Unwin zijn dergelijke ornithocheiroïden zwevers en viseters; volgens Lü duiden de vele tanden op het filteren van voedsel uit het water — zo'n methode om voedsel te verwerven is in zijn stamboom mogelijk de meest oorspronkelijke voor de pterodactyloïden.