Meulemans vader was een ambachtsman en eveneens een muziekliefhebber, die zelf dansmuziek componeerde. De jonge Arthur Meulemans kreeg zijn eerste muzieklessen van zijn vader en zijn oom Jan, die hem les gaf op de piccolo. Verder kreeg hij vioollessen van een heer Van Single en pianolessen van Ernest Maréchal. Alfons van den Eynde, een leerling van Peter Benoit, gaf hem inleidend onderwijs in harmonieleer, contrapunt en fuga.
Meulemans studeerde aan het Lemmensinstituut te Mechelen bij onder meer Edgar Tinel en Aloys Desmet alsook orgelles bij Oscar Depuydt. Na zijn eindexamen in 1906 werd hij er leraar tot in 1914. In 1911 huwde hij en vestigde zich in Tongeren, waar hij aan het Koninklijk Atheneum muziek onderwees tot aan zijn aanstelling in 1930 als dirigent (samen met Fernand Quinet) van het pas opgerichte Symfonieorkest van de Belgische Radio, thans Brussels Philharmonic, in Brussel. In 1916 sticht hij in Hasselt wat de Limburgse Orgel- en Zangschool zou worden. Vanaf 1932 tot aan zijn dood leeft en werkt hij in Brussel. In 1954 werd hij president van de Koninklijke Vlaamse Academie.
Arthur Meulemans, bekender dan zijn broer Herman Meulemans, kan binnen het Belgische muziekleven beschouwd worden als een overgangsfiguur tussen de romantische Vlaamse generatie na Peter Benoit en Edgar Tinel, en de moderne internationale stromingen die in België een definitieve doorbraak kennen met August L. Baeyens. In 1909 won hij de befaamde Prix de Rome met zijn oratorium De legende van de Heilige Hubertus. Kort voor de Eerste Wereldoorlog werd hij voor zijn Kinderliederen onderscheiden met de Karel Bouryprijs van de Vlaamse Academie.
Meulemans componeert een groot symfonisch oeuvre en telt met meer dan 350 werken tot de meest productieve en de bekendste Belgische componisten uit de eerste helft van de 20e eeuw. Zelf geboren in de laat-romantiek, beleeft hij in zijn adolescentie het impressionisme om ten slotte tot volle ontplooiing te komen tijdens het expressionisme. Zijn werk evolueerde van een romantische stijl naar meer moderne strekkingen, maar steeds bleef een sterke lyriek overwegen. Het zijn de drie stijlfacetten die in de evolutie van zijn oeuvre, dat meer dan driehonderd werken telt, terug te vinden zijn.
Meulemans orkestratie is dicht, maar kleurrijk. Zijn muziek vertoont beslist harmonische strengheid, maar hij verlaat niet het raamwerk van de tonaliteit. Een groot deel van zijn composities bezit een descriptief-programmatisch karakter, vaak met betrekking op de Vlaamse bakermat.
Meulemans schreef onder meer vijftien symfonieën, drie opera’s, soloconcerti voor allerhande instrumenten, vijf strijkkwartetten, liederen, oratoria en koorwerken. In het begin van zijn carrière maakte hij vooral naam met zijn vocale werken, maar na 1930 wijdde hij zich steeds meer aan het orkest.
Arthur Meulemans: (Hulde Album) Arthur Meulemans. Antwerpen. Arthur-Meulemans Fonds. 1964. 171 p.
Bibliografie
L. Uten S.J.: De Litanie van Onze Lieve Vrouw. Huldealbum aan kunstenaar Alfred Ost en toondichter Arthur Meulemans bij hun zestigsten verjaring, Tielt. Drukkerij-Uitgeverij J. Lannoo. 1944.
Diana von Volborth-Danys: CeBeDeM et ses compositeurs affilies: biographies, catalogues, discographie, Bruxelles: Centre belge de documentation musicale, 1977. Vol. I: A-L: 1977: 211 p.; Vol. II: M-Z: 1980: 276 p.
Karel De Schrijver: Bibliografie der Belgische toonkunstenaars sedert 1800, Leuven: Vlaamse, 1958, 152 p.
Henk Badings: Arthur Meulemans, Mens en melodie. 9 (1954), S. 109-112.
Index to music necrology: 1966 necrology, Notes (Music Library Association), 1967, p. 708
Aan Meester Arthur Meulemans bij zijn tachtigste verjaardag, Antwerpen: Arthur-Meulemans-fonds 1965. 175 S.
Wouter Paap: Arthur Meulemans 80 Jaar, Mens en Melodie. 19 (1964), S. 140-142.
Music in Belgium: contemporary Belgian composers, Brussels: Manteau, 1964, 158 p.
Tom Bouws, Jan van Mechelen: Arthur Meulemans, toondichter, Antwerpen: Arthur Meulemans-fonds 1960. 20 S.
Wolfgang Suppan, Armin Suppan: Das Neue Lexikon des Blasmusikwesens, 4. Auflage, Freiburg-Tiengen, Blasmusikverlag Schulz GmbH, 1994, ISBN 3-923058-07-1
Paul E. Bierley, William H. Rehrig: The Heritage Encyclopedia of Band Music - Composers and Their Music, Westerville, Ohio: Integrity Press, 1991, ISBN 0-918048-08-7
Jean-Marie Londeix: Musique pour saxophone, volume II: repertoire general des oeuvres et des ouvrages d'enseignement pour le saxophone, Cherry Hill: Roncorp Publications, 1985
Jean-Marie Londeix: 125 ans de musique pour saxophone, Paris: Leduc, 1971
Jeb H. Perry: Variety obits. An index to obituaries in Variety, 1905-1978, Metuchen, N.J.: Scarecrow Press, 1980, 311 p., ISBN 978-0-8108-1289-5
Jacques Philip Malan: South African music encyclopedia, Cape Town: Oxford University Press, 1979
Franz Stieger: Opernlexikon - Teil II: Komponisten. 1, Band A-F, Tutzing: Hans Schneider, 1975-1983, 371 p., ISBN 3-7952-0203-5
Franz Stieger: Opernlexikon - Teil II: Komponisten. 2, Band G-M, Tutzing: Hans Schneider, 1975-1983, 373-772 p., ISBN 3-7952-0228-0
Gösta Morin, Carl-Allan Moberg, Einar Sundström: Sohlmans musiklexikon - 2. rev. och utvidgade uppl., Stockholm: Sohlman Förlag, 1975-1979, 5 v.
Frederick Ziervogel van der Merwe: Suid-Afrikaanse musiekbibliografie : 1787-1952, Kaapstad : Tafelberg-uitgewers vir die Instituut vir Taal, Lettere en Kuns, Raad vir Geesteswetenskaplike Navorsing, 1974. ISBN 978-0-624-00355-7
Storm Bull: Index to biographies of contemporary composers, Vol. II, Metuchen, N.J.: Scarecrow Press, 1974, 567 p., ISBN 0-8108-0734-3
Paul Frank, Burchard Bulling, Florian Noetzel, Helmut Rosner: Kurzgefasstes Tonkünstler Lexikon - Zweiter Teil: Ergänzungen und Erweiterungen seit 1937, 15. Aufl., Wilhelmshaven: Heinrichshofen, Band 1: A-K. 1974. ISBN 3-7959-0083-2; Band 2: L-Z. 1976. ISBN 3-7959-0087-5
Marc Honneger: Dictionnaire de la musique, Paris: Bordas, 1970-76
P. Townend: Who's who in music and musicians' international directory 1962, New York: Hafner Publishing Co., 1962, 331 p.
Joaquín Pena, Higinio Anglés, Miguel Querol Gavalda: Diccionario de la Música LABOR, Barcelona: Editorial Labor, 1954, 2V, 2318P.
Theodore Baker: Baker's biographical dictionary of musicians, Fourth edition revised and enlarged, New York: G. Schirmer, 1940
Carlo Schmidl: Dizionario universale dei musicisti, Milan: Sonzogno, 1937, 2V p.
Paul Frank, Wilhelm Altmann: Kurzgefasstes Tonkünstler Lexikon: für Musiker und Freunde der Musik, Regensburg: Gustave Bosse, 1936, 730 p.