André JolivetAndré Jolivet (Parijs, 8 augustus 1905 – aldaar, 20 december 1974) was een Frans componist en muziekpedagoog. Jolivet stond bekend om zijn passie voor de Franse cultuur. LevensloopJonge jaren en opleidingJolivet was een zoon van een kunstschilder en een pianiste en voelde zich in zijn jonge jaren in gelijke mate aangetrokken tot de schilderkunst, het dichten en de muziek. Hij kreeg cellolessen bij Abbé Aimé Théodas, de Maitre de chapelle aan Notre-Dame de Clignancourt, orgelles, probeerde het als kubistisch kunstschilder, maar op wens van zijn ouders ging hij pedagogiek studeren, met het oog op zijn financiële onafhankelijkheid. Daarnaast kreeg hij vanaf 1928 bij Paul Le Flem een grondige opleiding in compositie, contrapunt, harmonie en vormenleer. Twee jaren later werd hij leerling van Edgard Varèse, die Jolivet met de dodecafonie (twaalftoontechniek) van Arnold Schönberg bekend maakte. Varèse bracht ook de doorbraak naar het zelf scheppend bezig zijn, omdat Varèse hem met zijn eigen klankexperimenten vertrouwd maakte. Jolivet was in Parijs diens enige leerling. «Jeune France»In 1934 leerde hij Olivier Messiaen kennen. Met hem alsook Daniel Lesur en Yves Baudrier stichtte Jolivet in 1936 de groep «Jeune France», die zich tegen het toen alles beheersende classicisme verzette, zonder zijn leden restricties op te leggen. Dirigent, adviseur, leraarIn de loop van de jaren maakte Jolivet een grote muzikale carrière. Hij was van 1953 tot 1959 directeur van de Comédie Française, van 1959 tot 1962 adviseur in het Franse ministerie van Cultuur, dat toen onder leiding van André Malraux stond, van 1963 tot 1968 was hij artistiek leider van de prestigieuze Concerts Lamoureux, van 1966 tot 1970 professor aan het Conservatoire national supérieur de musique in Parijs. Tijdens concertreizen in vele landen stelde hij zijn eigen composities als dirigent voor. Avantgardistische beginselenKunst was voor Jolivet geen amusement of ontspanning, maar een schilderij over het eeuwenoude gevecht tussen geest en materie, waarbij de muziek een buitengewone rol speelt: zij gaat van de magische en primitieve bezwering uit, om tot een evenwicht tussen Magie en het gewone dagelijkse te komen, tot de synthese van het alomvattende met het menselijke. Het eerste atonale werk van Jolivet was een strijkkwartet (1934), dat vanwege zijn dissonante, compromisloze toontaal bevreemding bij het publiek wekte. Een jaar later ontstond Mana, een cyclus van zes kleine pianostukken, die Olivier Messiaen enthousiast opnam en hem tot een voorwoord bij de uitgave inspireerden. Al de titel maakt erop attent, dat Jolivet leentjebuur speelt bij exotische culturen, in dit geval bij een centraal wereldbeeldmodel van de Melanesiër. Mana is een soort magische kracht, die de levenden met de voorouders verbindt. Concreet gaat het om zes kleine figuren, die Varèse hem bij zijn afscheid had geschonken, waaronder twee van Alexander Calder (koe en vogel). Jolivets muzikale vernieuwingen bestonden in atonale harmoniek, rapsodisch vrijblijvende ritmiek en ongewone mixturen van boventonen. BezweringenEen reeks andere stukken ontstond, die Jolivets poging tonen, door het teruggrijpen op elementen uit buiten-Europese culturen, die men toen nog als primitief zag, zijn muziek de bezwerende kracht van een sjamaan te verlenen, muziek die in prehistorische regio's uit een vermoedelijke oermuziek ontstond. Deze nieuwe geboorte van de muziek uit de geest van de cultus neemt Jolivet als vertrekpunt. Zo heet een cyclus van stukken voor dwarsfluit solo Cinq incantations (Vijf bezweringen, 1936), een stuk voor groot orkest, ondes martenot en zes slagwerkers uit hetzelfde jaar Danse incantantoire (Bezweringsdans). Cosmogonie (1938) en Cinq danses rituelles (1939) zijn er in een versie voor piano en een versie voor orkest. De vijf dansen zijn geïnspireerd op toestanden en gevoelens als oorlog, bruiloft en dood. Bevattelijke stijlTijdens de Tweede Wereldoorlog onderging Jolivet een transformatie, die hem een beter bevattelijke stijl ingaf. De verandering werd zichtbaar in Les trois complaintes du soldat (De drie klachten van de soldaat, 1941), die op zijn ervaringen gedurende de militaire dienst teruggaan, verder in de opera comique Dolorés (1942), het ballet Guignol et Pandore (1943) en in de Poèmes intimes, een cyclus van vijf liefdesgedichten, waarin de melodische lijnen verbazend soepel zich vlijen naar de tonen van de verzen. De eerste Sonate voor piano (1945), die is opgedragen aan Béla Bartók, getuigt ervan, dat het eruptieve geweld van aaneenschakelingen van dissonante akkoorden ook in een beheerste sonatevorm kan worden gegoten. Zij stelt – zoals bij de meeste werken van Jolivet – extreme voorwaarden aan de vakbekwaamheid van de interpreet, zo ook de tweede sonate, voor piano (1957). Het gebruik van modale scala's voert ook tot een stuk met zulke extatische klanken als de Études sur des modes antiques (1944). ConcertenHet zich opnieuw bezinnen op conventionele vormen, die soms als eclecticisme is uitgelegd, getuigde ervan dat voor hem het contact met het publiek heel belangrijk was. «Een componist schrijft voor zijn tijdgenoten en niet voor zijn achterkleinkind». Zo ontstond in de jaren 1950 en 1960 een reeks van effectvolle instrumentale concerten met soms buitengewone bezettingen. Voor orkest schreef Jolivet – naast de orkestversies van verschillende pianowerken – drie symfonieën, Psyché, een aan Ravels Bolero georiënteerde tuttistudie en de Suite transocéane (1955). Zoals Arthur Honegger heeft hij zich ook met Jeanne d'Arc beziggehouden in zijn oratorium La vérité de Jeanne (1956). Een door Rolf Liebermann in opdracht gegeven opera Lieutenant perdu kon hij niet meer voltooien. Kerkelijke muziekAls vriend in de filosofie van de Rooms-katholieke theoloog Teilhard de Chardin heeft hij ook het geestelijke moment tot uiting gebracht. Zijn mis Pour le jour de la paix (Voor de dag van de vrede) voor sopraan, orgel en tamboerijn en zijn Suite liturgique (1942) getuigen daarvan. StijlZijn vriend Messiaen, was – tenminste in zijn beginjaren – een onverschrokken avant-gardist zonder compromissen. Jolivet was op zoek naar een vernieuwing van de muziek niet door mystiek-Rooms-katholieke, maar door heidens-magische impulsen, zoals zij voor 't eerst door Igor Stravinsky in zijn Sacre du printemps werden bezworen. Hij waardeerde Arnold Schönberg, maar liet zijn leven lang de twaalftoons- of seriële structuren ter zijde. Ook de systeemgedachten van Messiaen, die zijn ritmiekoplossingen op tevoren gefabriceerde mathematische calculaties baseerde, waren hem vreemd. Zo creëerde zijn onafhankelijkheidsstreven in vrije atonaliteit en asymmetrische ritmiek de ruimte voor zelfontplooiing. Later werd zijn muzikale taal doordat hij zich ging bedienen van een uitgebreide modale harmoniek gematigder, maar altijd bleef de muziek uitdrukking van een onverwisselbare persoonlijke stijl. CompositiesWerken voor orkestSymfonieën
Concerten voor instrumenten en orkest
Andere werken voor orkest
Werken voor strijkorkestWerken voor harmonieorkest
Missen, oratoria, cantates en gewijde muziek
MuziektheaterOpera's
Balletten
Vocale muziek
KamermuziekSoloinstrument (zonder piano en orgel)
Duos
Trio's
Kwartetten
Vijf en meer instrumenten
Werken voor orgelWerken voor pianoWerken voor harp
Werken voor gitaar
Publicaties
Externe link |