Albéric Ruzette
Albéric Emmanuel Henri Marie Ghislain Ruzette (Sint-Joost-ten-Node, 22 juli 1866 - Brugge, 25 mei 1929), meestal Albert genoemd, was een Belgisch politicus voor de Katholieke Partij. BiografieFamilieAlbert Ruzette was een zoon van Léon Ruzette, arrondissementscommissaris van Ieper, gemeenteraadslid van Brugge en gouverneur van West-Vlaanderen, en Félicie d'Anethan. In 1901 erfde hij de baronstitel van zijn vader. Zijn grootvader was Félix d'Anethan, staalfabrikant, gedeputeerde van Luxemburg en lid van de Tweede Kamer. Hij trouwde in 1892 in Koolkerke met Berthe van Caloen de Basseghem (1869-1952), schepen van Moregem. Het echtpaar kreeg zeven zoons en vier dochters die voor een talrijk nageslacht zorgden, waaronder:
LoopbaanNa middelbare studies in Ieper, Brugge en Doornik studeerde Ruzette rechten aan de Katholieke Universiteit Leuven. In 1890 vestigde hij zich als advocaat in Brugge (in 1926-27 was hij stafhouder) en begon hij Nederlands te leren. Hij bleef tot in 1907 voorzitter van de Algemene Studentenbond in Leuven en was de stichter van de studentenclub Moeder Brugse. In 1892 werd hij verkozen tot katholiek provincieraadslid van West-Vlaanderen voor Brugge en bleef dit tot in 1902. Hij werd politiek zeer actief, onder meer als voorzitter-stichter van de turnvereniging van de Gilde der Ambachten, als voorzitter-stichter van de Katholieke Voorwacht en als lid van de provinciale toezichtscommissie op de psychiatrische inrichtingen. Hij was ook lid en proost van de Edele Confrérie van het Heilig Bloed. In 1902 werd Ruzette verkozen tot volksvertegenwoordiger. In 1907 werd hij benoemd tot gouverneur van West-Vlaanderen (1907-1912). In zijn diverse functies was hij belangrijk voor de uitbouw van de haven van Zeebrugge. Hij bekommerde zich ook zeer om de zeevisserij en de vissershaven van Zeebrugge. In 1912 werd hij opnieuw tot volksvertegenwoordiger verkozen, na een epische strijd die hij had gevoerd tegen het kartel van liberalen en christendemocraten van Florimond Fonteyne, tijdens een tussentijdse verkiezing. Fonteyne en Ruzette werden beiden gekozen. Hij bleef volksvertegenwoordiger van 1912 tot 1913 en werd vervolgens senator, een mandaat dat hij tot aan zijn dood uitoefende. Tijdens de Eerste Wereldoorlog bleef hij in Brugge en was hij actief in het Nationaal Hulp- en Voedingscomité. Hij werd na de oorlog minister van landbouw (1918-1921) en minister van Landbouw en Openbare Werken (1921-1925). Gedurende die jaren behoorde hij tot de meest invloedrijke politici van het land. Ruzette voerde de senaatslijst aan voor de verkiezing van 25 mei 1929. Hij overleed in de nacht voor de verkiezingen, maar werd niettemin als kopman verkozen. Publicaties
Literatuur
Externe link
Zie de categorie Albéric Ruzette van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
|