Federatie van Katholieke Kringen en Conservatieve Verenigingen

Federatie van Katholieke Kringen en der Conservatieve Verenigingen
Fédération des Cercles catholiques
et des Associations conservatrices
(Katholieke Partij)
Plaats uw zelfgemaakte foto hier
Algemene gegevens
Partijvoorzitter Charles Woeste
Actief in Vlag van België België
Ideologie en geschiedenis
Richting Rechts
Ideologie Conservatisme
Katholicisme
Unitarisme
Opgericht 1869 / 1884
Opheffing 1945
Opgegaan in Katholiek Verbond van België (1921)
Portaal  Portaalicoon   Politiek
België

De Federatie van Katholieke Kringen en Conservatieve Verenigingen (Frans: Fédération des Cercles catholiques et des Associations conservatrices) was een verbond van conservatieve politieke verenigingen in België, dat de facto de Katholieke Partij vormde.

Geschiedenis

Oprichting

De politieke organisatie in België beperkte zich aanvankelijk tot verenigingen van cijnskiezers per kieskring (kiesverenigingen) die onder elkaar beslisten hoe de kieslijst er zou uitzien. In de jaren vijftig van de negentiende eeuw zien verschillende arrondissementele conservatieve kiesverenigingen het licht onder de naam Association constitutionnelle conservatrice of een variante daarop. Op 11 juli 1864 werden de katholieke en conservatieve arrondissementele kiesverenigingen verenigd in de Bond van Conservatieve Verenigingen, ofwel de Federatie der Kiesverenigingen, die fungeerde als coördinatieorgaan.

De katholieke kringen waren aanvankelijk sociaal-culturele verenigingen voor katholieke leden van de leidende klasse, die zich bezighielden met vorming, de katholieke identiteit en politieke actie tegen het antiklerikalisme. Zij waren opgevat als een soort antiloges en kenden een grote bloei door de Mechelse congressen (1863, 1864 en 1867), georganiseerd door Edouard Ducpétiaux. Een vijftigtal lokale kringen werd op 22 oktober 1868 verenigd in de Federatie van Katholieke Kringen. Op 18 augustus 1869 ging te Mechelen een congres door van deze katholieke kringen; deze gebeurtenis wordt sindsdien ook beschouwd als stichtingscongres van de Katholieke Partij. Voorzitter was senator François de Cannart d'Hamale en algemeen secretaris de journalist Amand Neut.

Naar aanleiding van de schoolstrijd nam de Cannart begin 1884 ontslag. In 1884-1885 werden de beide organisaties samengesmolten, aanvankelijk (maart 1884) met August Beernaert als voorzitter, vervolgens (eind 1884) onder de leiding van Charles Woeste.

Aan de macht

Bij de verkiezingen van 10 juni 1884 haalden de katholieken de meerderheid in het parlement. Een en ander is het gevolg van de agitatie door de Nationale Unie voor het Herstel der Grieven (Union Nationale pour le Redressement des Griefs) tegen het antiklerikale schoolbeleid en voor de herwaardering van het platteland. In het arrondissement Brussel verliezen alle 16 liberale volksvertegenwoordigers hun zetel aan de Onafhankelijken, een groep van ontevredenen onder leiding van graaf Adrien d'Oultremont, die zich weldra integreren binnen de katholieke partij.

De katholieken waren hierop dertig jaar onafgebroken alleen aan de macht. In 1888 werd de Nationale Unie voor het Herstel der Grieven, die inmiddels haar doel had bereikt, opgeslorpt door de Federatie. Intussen geraken de volksklassen echter meer georganiseerd: de Belgische Werkliedenpartij wordt opgericht in 1885. Uit vrees voor de socialisten wordt in 1893 het algemeen meervoudig stemrecht toegestaan. Vertegenwoordigers van katholieke arbeiders en boeren kregen in sommige arrondissementen voortaan een plaats op de kieslijst. In het arrondissement Aalst stelde de plaatselijke conservatieve kiesvereniging in 1894 de lijst niet open voor de christendemocraten, wat aanleiding was voor de afscheuring van de daensistische Christene Volkspartij.

Bij de verkiezingen van 1912 moest de Federatie het hoofd bieden aan een liberaal-socialistisch kartel, maar slaagde erin de meerderheid te behouden.

Einde van het machtsmonopolie

Tijdens de Eerste Wereldoorlog moet de Katholieke partij dulden dat er liberale en socialistische ministers mee in de oorlogsregering worden opgenomen. Na de oorlog ziet de Federatie zich voor voldongen feiten gesteld wanneer het algemeen enkelvoudig stemrecht wordt ingevoerd en er haar een regering van nationale eenheid wordt opgedrongen, met een eerste minister (Léon Delacroix) die niet uit haar rangen afkomstig is.

De katholieke partij valt vanaf dat ogenblik ook niet meer samen met de Federatie. De Federatie van Kringen is vanaf 19 augustus 1921 enkel nog een van de vier samenstellende leden van het Katholiek Verbond van België, een nieuwe standenpartij waarin de verschillende leden paritair in zijn vertegenwoordigd. Zij is er de spreekbuis van de bourgeoisie en de adel, naast het Algemeen Christelijk Werkersverbond (ACW), de Belgische Boerenbond en de Christelijke Landsbond van de Belgische Middenstand.[1]

Paul Segers, die in 1919 Woeste is opgevolgd als nieuwe voorzitter van de Federatie der Kringen, negeert zo niet saboteert waar mogelijk de werking van het Verbond, en werpt zich op als de rechtmatige opinievertolker van de katholieke rechterzijde. Zij staat vooral sterk in Wallonië, waar de katholieke arbeiders-, boeren- en middenstandsorganisaties minder zijn ontwikkeld.

Het is deze conservatief-katholieke vleugel die te lijden heeft onder de opkomst van Rex, aanvankelijk een beweging binnen de marge van de Federatie. In 1934 verstoort Léon Degrelle het congres van Federatie. Bij de verkiezingen van mei 1936 krijgt de Federatie zware klappen: ze blijkt op rechts ingehaald door Rex, dat dezelfde rekruteringsbasis en electoraat heeft. Charles d'Aspremont Lynden is sinds maart 1936 de nieuwe voorzitter; hij knoopt gesprekken aan met Rex om te komen tot een hergroepering op rechts.

Eind 1936 wordt de Katholieke Unie ontbonden en vervangen door een tweeledige structuur, waarin er geen plaats meer is voor de Federatie van Kringen. De Federatie bleef weliswaar nog bestaan tot in augustus 1945, toen de Christelijke Volkspartij (CVP) werd opgericht.

Ideologie

De verworvenheden van de Franse Revolutie zijn onomkeerbaar en het heeft geen zin om alles reactionair terug te draaien. In de plaats daarvan moet er ten volle gebruikgemaakt worden van de grondwettelijk gewaarborgde rechten, met name de vrijheid van onderwijs, van eredienst en van vereniging, om binnen de moderne samenleving het zielenheil van de gelovigen te verwezenlijken. De overheid heeft zich niet in te laten met de inhoud van met name het onderwijs.

Sociaal-economisch wordt het liberalisme gehuldigd: tegen de inmenging van de overheid in private aangelegenheden zoals eigendom en de arbeidsverhoudingen. De katholieke patroons zullen zich op paternalistische wijze het lot van hun werkvolk aantrekken.

Voorzitters

Naam Periode
François de Cannart d'Hamale 18 augustus 1869 - 15 maart 1884
Auguste Beernaert 15 maart 1884 - 8 december 1884
Charles Woeste 8 december 1884 - 13 januari 1919
Paul Segers 13 januari 1919 - 4 maart 1936
Charles d'Aspremont Lynden 4 maart 1936 - 7 juni 1939
Henri Carton de Tournai 7 juni 1939 - 18 augustus 1945

Politieke mandaten

Overzicht regeringsdeelnames

Regering Premier Van Tot
D'Anethan Jules Joseph d'Anethan 2 juli 1870 1 december 1871
De Theux de Meylandt-Malou Barthélémy de Theux de Meylandt & Jules Malou 7 december 1871 11 juni 1878
Malou-Jacobs-Woeste Jules Malou 16 juni 1884 26 oktober 1884
Beernaert Auguste Beernaert 26 oktober 1884 17 maart 1894
De Burlet Jules de Burlet 26 maart 1894 25 februari 1896
De Smet de Naeyer I Paul de Smet de Naeyer 25 februari 1896 23 januari 1899
Jules Vandenpeereboom Jules Vandenpeereboom 24 januari 1899 31 juli 1899
De Smet de Naeyer II Paul de Smet de Naeyer 5 augustus 1899 12 april 1907
De Trooz Jules de Trooz 1 mei 1907 31 december 1907
Schollaert Frans Schollaert 9 januari 1908 8 juni 1911
De Broqueville I* Charles de Broqueville 18 juni 1911 1 juni 1918
Cooreman Gerhard Cooreman 1 juni 1918 21 nov. 1918
Delacroix I Léon Delacroix 21 nov. 1918 17 nov. 1919
Delacroix II Léon Delacroix 2 dec. 1919 3 nov. 1920
Carton de Wiart Henri Carton de Wiart 20 nov. 1920 20 nov. 1921

Al deze regeringen bestonden uitsluitend uit leden van de Katholieke Partij, uitgezonderd de vijf laatste. Deze regeringen, te beginnen met de De Broqueville vanaf 1917, zijn coalitie-regeringen waarin ook de Liberale Partij en de Belgische Werkliedenpartij (BWP) vertegenwoordigd waren.

Gewezen ministers

De ministers van de Katholieke Partij in de periode 1869-1918 waren: