Willem II van den BerghWillem II van den Bergh ook genoemd de Vreedzame (Aspel (bij Rees), 22 februari 1404 - 's-Heerenberg, 25 november 1465) heer van den Bergh, Bylandt en Hedel. Hij was een zoon van Otto van der Leck en Sophia van den Bergh (overleden in 1412), dochter van Frederik III heer van den Bergh en Bylandt († 1416) en Catharina van Buren. Op 3 oktober 1416 volgde hij zijn moeders vader op als heer van den Bergh. In 1424 werd hij raadsheer van Arnold van Gelre (1410-1473). In 1428 verkreeg hij Hedel van zijn vader, vervolgens verwierf hij in 1430 Millingen en in 1434 werd hij (voorwaardelijk) bezitter van slot Duurstede en verbeider van Wijk en Abcoude (verloren in 1444). In 1436 sloot hij een verbond met de hertog van Gelre 1436. In 1440 kocht hij Loil en in 1441 volgde hij zijn vader op. Nadien pandde hij de tol bij Emmerik in 1444 en kocht in 1451 1/4 van het Breedenbroek bij Gendringen. Het slot te Didam verwierf hij in 1456 en in 1461 de goederen van de heer van Wisch onder Borghees. Op 30 maart 1447 laat Willem II van den Bergh in een oorkonde vastleggen, dat hertog Johan I van Kleef aan hem het kerspel (parochie) Beek voor 5.500 Rijnse guldens heeft verpand; dit omdat de hertog veel geld nodig had voor het voeren van een oorlog, de Soester Fehde, met de bisschop van Keulen.[1] Willem trouwde op 10 november 1429 met Luitgard van Bentheim (ca. 1420 - 21 mei 1445) vrouwe van Steinfurt, dochter van Everwijn I van Bentheim heer Everwijn V van Götterswick 1403-1454, graaf Everwijn I van Bentheim 1421-1454 en heer Everwijn I van Steinfurt (1397 -4 maart 1454) en Machtelt van Steinfurt (overleden 12 maart 1420)
Willem had nog een achttal bastaardkinderen, waaronder:
Hij werd opgevolgd door zijn oudste zoon Oswald I van den Bergh. VoetnotenZie ook |