Wildernis wordt in de Wilderness Act gevat en enigszins poëtisch gedefinieerd als een gebied waar de natuur onaangeroerd en onbeïnvloed is door de mens en waar de mens hooguit een bezoeker is die er niet blijft. Het gaat om grote stukken land in de handen van de overheid die beschermd en beheerd worden met het oog op het in stand houden van de oorspronkelijke en natuurlijke aard van het landschap en de levensvormen erin. Voor de wilderniservaring is het, volgens de Wilderness Act, belangrijk dat menselijke invloeden minimaal opvallen en dat wildernisgebieden de mens de kans bieden om alleen te zijn en aan een primitieve vorm van recreatie te doen.
A wilderness, in contrast with those areas where man and his own works dominate the landscape, is hereby recognized as an area where the earth and community of life are untrammeled by man, where man himself is a visitor who does not remain.