Tudhaliya IV
Tudhaliya IV was ca. 1239-1209 v.Chr. een Hettitische koning. Tudhalija was de zoon van koning Hattušili III. Onder diens bewind hield hij zich samen met prins Nerikkaili bezig met Pijamaradu. Deze was waarschijnlijk een onderdaan van de koning van Ahhiyawa en pleegde overvallen op de westkust van Klein-Azië. Na de dood van zijn vader werd Tudhaliya koning. Daarbij werd zijn oudere broer, die eerst kroonprins was, overgeslagen. De redenen daarvoor zijn niet bekend. Wel is bekend dat van een aantal ambtenaren geëist werd dat zij een bijzondere eed van trouw aan de nieuwe koning moesten afleggen. De koningin-weduwe, Puduhepa, was aan het begin van zijn bewind nog actief. Daarvan getuigen zegelafdrukken die de gezamenlijke handtekening van Tudhaliya en Puduhepa dragen. AssyriëTudhaliyas bewind wordt vooral overschaduwd door de slechte verhoudingen met Assyrië. Onder het bewind van zijn vader waren de diplomatieke betrekking zo goed als verbroken. Tudhaliya trachtte daarin verbetering te brengen en schreef aan Tukulti-Ninurta bij diens troosbestijging:
Onder Tukulti-Ninurta I was dit oostelijke buurland sterk in opkomst. Ook de westelijke buurman Ahhiyawa won aan kracht. Tudhaliya eiste in een verdrag met zijn vazal Amurru dat Assyrische kooplieden verhinderd moesten worden in de haven van Amurru handelsbetrekkingen aan te gaan met handelaren uit Ahhiyawa. Het conflict met de Assyriërs escaleerde tot een oorlog en na een gevoelige nederlaag in de slag bij Nihriya ging Isuwa, een streek in oostelijk Anatolië, verloren aan de Assyriërs. Een brief van Tukulti-Ninurta, gevonden in Ugarit, vermeldt de overwinning op een Hettitisch leger in Boven-Mesopotamië. Tudhaliya verloor daarmee de grip op de kopermijnen van Ergani.[2] Tudhaliya gaf de schuld voor de nederlaag aan een vazalkoning die niet op tijd kwam opdagen. Tudhaliya beklaagde zich daarover:
Maar dit toont wel aan dat zijn grip op de vazallen maar wankel was en hij voelde zich aardig bedreigd door de Assyriërs:
Toch schijnt Tudhaliya zich neergelegd te hebben bij zijn nederlaag en de betrekkingen met Assyirië werden hersteld. Getuige correspondentie tussen de twee hoven zou de goede verstandhouding standhouden tot aan de val van het Hettitische Rijk.[4]. Dit betekende dat Tudhaliya de handen vrij had in andere streken. CyprusOp Cyprus had Tudhaliya meer succes. Hij slaagde erin Alasjiya te annexeren. Het was een belangrijk knooppunt voor de handel in het oostelijk bekken van de Middellandse Zee en beschikte over rijke kopervoorraden. Archeologisch is overigens maar weinig van de Hettitische aanwezigheid op het eiland terug te vinden. LyciëDe lange inscriptie van Yalburt (of Ilgin) die in 1970 bij toeval ontdekt is, verhaalt van een veldtocht van Tudhaliya IV naar Lukka (Lycië) het bergachtige en vaak roerige gebied ten zuidwesten van het rijk. De inscriptie vermeldt een aantal plaatsen waaronder Wiyanawanda, Talawa, Pinali, Awarna en de berg Patara. Deze namen zijn identificeerbaar met toponiemen in Lycië langs de rivier de Xanthos. De koning beweert een overtuigende overwinning behaald te hebben in dit onrustige gebied.[5] Tudhaliya trachtte ook tot een regeling te komen ten aanzien van Wilusa, dat onder gemeenschappelijk toezicht kwam te staan met een andere staat. Het tablet is te beschadigd om te zeggen met wie. TarhuntaššaEen bijzonder probleem was de verhouding met Kurunta, die onderkoning van Tarhuntašša in het zuiden was. Hij was een telg van een tak van het koninklijk huis die door Hattušili III van de troon gestoten was. Getuige een verdrag met hem waren de betrekkingen echter vrij goed. Zij kenden elkaar van jongs af. „Voordat ik, Tudhaliya, koning geworden was, had de god mij en Kurunta al in vriendschap samengebracht. En wij waren toen al waard en goed voor elkaar. En wij waren eedbroeders van elkaar: De een bescherme de ander!“[6] Maar in dit staatsverdrag vallen wel de wijzigingen ten opzichte van vroegere verdragen met Tarhuntašša ten gunste van Kurunta uit. Zijn machtsgebied krijgt vaste grenzen en de schatting en troepenbijdragen voor de koning worden kleiner. In Hattuša zijn zelfs enige zegels gevonden waarop Kurunta zich koning noemt. Het kan best zijn dat het tot een strijd om de troon gekomen is, hetzij met Tudhaliya hetzij met diens opvolger en zoon Arnuwanda III, die maar kort geregeerd heeft. Toch werd Arnuwanda opgevolgd door Suppiluliuma II. Het ziet er dus naar uit dat Kurunta uiteindelijk niet succesvol was. Het einde van Tudhaliyas bewind valt samen met het begin van een roerige tijd die door Kurt Bittel de brandcatastrofe genoemd wordt en er is uit zijn tijd al veel minder bekend dan uit de periode vóór zijn bewind. Het Egypte van Merenptah werd geconfronteerd met een aanval van de 'Zeevolken' en weldra zou de hele oostelijke Middellandse Zee hiermee te maken krijgen. Archeologische vondstenIn 1986 werd in Hattuša een metalen tablet met het genoemde staatsverdrag met Kurunta gevonden. Er werd onder Tudhaliya IV vrij veel gebouwd, zowel in de hoofdstad als in het nabijgelegen heiligdom Yazılıkaya. Daar werd een afbeelding van de koning gevonden samen met zijn beschermgodin Šarruma.[7] Hem wordt ook de bouw van tien stuwdammen toegeschreven, waaronder de dam van Gölpınar, Köylütolu en Karakuyu.[8] Stamboom
Bronnen, noten en/of referenties
|