Tove Ditlevsen
Tove Irma Margit Ditlevsen (Kopenhagen, 14 december 1917[1] - aldaar, 7 maart 1976) was een Deense schrijfster en dichteres. Zowel haar fictie als haar autobiografisch werk vormt de neerslag van haar eigen leven: haar kindertijd, jeugd, liefdesrelaties, huwelijks- en gezinsleven, verslaving, angsten en psychische problemen, in het besef dat geluk onbereikbaar is. Doordat ze de vaak zware thematiek onder woorden bracht in een nuchtere, leesbare stijl met rauwe zelfspot, werd ze in eigen land een veelgelezen auteur met invloed bij het grote publiek. Ze nam ook luidruchtig en uitdagend deel aan het openbare leven en gaf haar ongezouten meningen in vele interviews.[2] Haar 'schandalige' kijk op het leven was een populair onderwerp in de Deense media. Haar depressies hadden de overhand gekregen toen ze op 58-jarige leeftijd een einde aan haar leven maakte. Van haar literaire proza verschenen in 2020 voor het eerst vertalingen in het Nederlands, van de autobiografische Kopenhagen-trilogie uit 1967-1971: Kindertijd, Jeugd en Afhankelijkheid.[3] In 2022 volgde de roman De gezichten uit 1968,[4] in 2023 de verhalenbundel Kwaad geluk uit 1963[5] en in 2024 haar laatste roman Vilhelms kamer uit 1975.[6] Een biografie van Ditlevsen werd in 2023 in het Nederlands vertaald.[7] LevensloopKindertijdTove Ditlevsen groeide op in een tweekamerwoning in de toen verpauperde Kopenhaagse wijk Vesterbro, op de vierde verdieping van een achterhuis aan de Hedebygade. Die straat kwam model te staan voor de roman Barndommens gade (Straat van de kindertijd) uit 1943,[8] die in 1986 werd verfilmd met Sofie Gråbøl in de hoofdrol.[9] Het was een wijk met hoge werkloosheid en armoede, getekend door de wereldwijde vooroorlogse economische crisis. In Vesterbro werd in 1991 een plein naar haar genoemd: Tove Ditlevsens Plads, dicht bij de Hedebygade. De school aan dat plein kreeg in 2008 haar naam. Haar ouders waren Kirstine Alfrida Mundus (1890-1965) en Ditlev Nielsen Ditlevsen (1880-1972), en ze had een oudere broer Edvin (1914-1970). Haar vader werd als stoker in een fabriek ontslagen toen ze zeven jaar oud was, waarna het gezin tot armoede verviel. Traumatische jeugdervaringen vormen een belangrijk thema in haar werk. In de benauwde tweekamerwoning was geen mogelijkheid zich terug te trekken. Haar gefrustreerde ouders, die elkaar de schuld gaven van de mislukking van hun ambities, vonden het belangrijker dat ze geld inbracht dan dat ze een goede opleiding kreeg. Ze had dan ook diverse dienstbare baantjes, waarvoor ze totaal ongeschikt was.
De ervaringen die Ditlevsen opdeed in de kindertijd bleven bepalend voor de manier waarop ze zich teweer stelde tegenover gebeurtenissen in haar verdere leven. Vanaf haar twaalfde jaar schreef ze gedichten, waarmee ze zich een vrijplaats schiep om zich af te sluiten voor de grillen van haar dominante en onberekenbare moeder. Met haar vader ging het contact niet diep, want hij interesseerde zich meer voor haar broer dan voor haar. Van haar werk had hij al helemaal geen hoge dunk, hoewel hij wel graag las. Kort voor zijn dood in 1972 realiseerde ze zich dat ze nooit een echt gesprek met hem gehad had.[7]
Als schrijfster bleef ze trouw aan haar proletarische achtergrond, waarvan ze zich in haar kindertijd bewust was geworden. Ze kwam op voor de zwakkeren en tegelijk hunkerde ze voor zichzelf naar erkenning en een steeds hogere positie op de maatschappelijke ladder. Haar leven werd beheerst door faalangst en onzekerheid over de oordelen van anderen.
Tegelijkertijd was ze een onafhankelijke geest die zich niets liet voorschrijven, graag provoceerde en de waarheid naar haar hand kon zetten als haar dat uitkwam. Zo heeft ze zich altijd een jaar jonger voorgedaan dan ze was.[1] De veelgeroemde, typisch Deens geachte hygge ("knusheid"), die ze als kind nooit gekend had en ook daarna niet praktiseerde, bekeek ze met sarcasme:
Huwelijks- en gezinslevenToves huwelijksleven was ongelukkig. De eerste drie echtgenoten volgden elkaar snel op. Ze was van 1940 tot 1942 getrouwd met de 30 jaar oudere tijdschriftredacteur Viggo Frederik Møller (1887-1955) die in 1937 haar eerste gedichten had gepubliceerd, van 1942 tot 1945 met de economiestudent Ebbe Munk (1916-1970) en van 1945 tot 1950 met de arts Carl Theodor Ryberg (1918-1962). Ze had begin jaren veertig ook enige tijd een verhouding met de wiskundige, kunstenaar en epigrammendichter Piet Hein (1905-1996). Haar vierde, langdurigste en meest spraakmakende echtgenoot was van 1951 tot 1973 de econoom Victor Johannes Andreasen (1920-2000), een scherpzinnige en overheersende persoonlijkheid die even complex was als zijzelf. "Er was iets raadselachtigs in zijn karakter dat me steeds aantrok", schreef ze, maar ook noemde ze hem "een hoogbegaafde psychopaat", wiens dominante en onberekenbare gedrag haar deed denken aan haar moeder. "Daar bedoel ik niks mee", zei ze, "ik ben zelf ook een psychopaat".[7] Andreasens biograaf Sven Ove Gade geeft geen sympathiek beeld van hem:
Zij was zijn tweede echtgenote. Hij liet zijn vrouw en vierjarige dochter onmiddellijk in de steek toen hij haar had leren kennen, met de woorden "Wij hebben het recht van de liefde aan onze kant". Tove antwoordde: "Dat recht is het recht om anderen pijn te doen".[11] Andreasen was topambtenaar bij Udenrigsministeriet (Buitenlandse Zaken), werkte als speechschrijver voor de bekende sociaaldemocratische politicus Jens Otto Krag en werd later departementschef van Statsministeriet (Algemene Zaken). Hij stapte over naar de journalistiek en werd in 1963 hoofdredacteur van het dagblad Ekstra Bladet, dat hij van de ondergang redde door er een sensatiekrant van te maken die in een agressieve stijl campagne voerde tegen misstanden in de samenleving. Zo verklaarde hij de oorlog aan de "bolighajer" (huisjesmelkers, letterlijk "woninghaaien"). Tegen het eind van zijn leven zei hij: "Ik verachtte de lezers. Daarbij wist ik wat ze wilden, en dat kregen ze".[12] Anders dan Tove Ditlevsen is Andreasen (net als Piet Hein) opgenomen in de top-100 van belangrijkste 20e-eeuwse Denen.[13] In 2023 maakte zijn reputatie postuum een diepe val door onthullingen van Ditlevsens kleindochter[14] → zie hier. Ditlevsen kreeg een dochter en twee zonen, ieder van een andere vader: Helle Munk (1943-2008), Michael Ryberg (1946-1999) en Peter Andreasen (1954), zodat ze drie kinderen grootbracht. Ook adopteerde ze aanvankelijk de in 1945 geboren buitenechtelijke dochter Trine Ryberg van een van die vaders, die het kind meenam toen hij in 1950 vertrok. Door een deel van de literatuurkritiek werd ze afgedaan als een "schrijvende huismoeder"; haar reactie daarop was het autobiografische Flugten fra opvasken (De vlucht uit de afwas) in 1959. Verslaving, depressies, psychosesCarl Ryberg, een aankomend arts van twijfelachtige kennis en kunde, had haar opiumhoudende pijnstillers (pethidine) toegediend bij het uitvoeren van een abortus. De ingreep zelf leek haar minder te doen dan het verdovende effect:
Sindsdien kampte ze met ernstige verslavingen aan alcohol en verdovende middelen. Ze verliet Ebbe Munk om te trouwen met Ryberg, maar ook hem liet ze na enkele jaren wel degelijk gaan:
Ondanks heftige pogingen van haar vierde echtgenoot Victor, die nachtenlang opbleef om bij haar te waken, kwam ze nooit meer van haar verslaving af. In december 1952 moest ze in het ziekenhuis worden opgenomen na het nemen van een overdosis slaappillen. Om rust te vinden verhuisden ze naar Birkerød ten noorden van Kopenhagen, waar hun zoon Peter werd geboren.
Het geluk was niet blijvend: de medicijnverslaving stak weer de kop op en de verstandhouding met Victor leed onder zijn ontrouw.[7] Mede vanwege zijn beroepsbezigheden keerden ze in 1961 terug naar de hoofdstad, maar Ditlevsen voelde zich niet thuis in de grote, luxueuze flatwoning van 250 m² aan de drukke H.C. Andersens Boulevard.
Depressies en verslavingsverschijnselen bleven haar achtervolgen. Diverse malen verbleef ze in een psychiatrische kliniek. De periode in de gesloten afdeling van het Sankt Hans Hospital in Roskilde, waar ze in 1967 haar autobiografische boeken Barndom (Kindertijd) en Ungdom (Jeugd) schreef, noemde ze "de gelukkigste tijd van mijn leven tot nu toe". Haar psychoses en waanstoornis inspireerden haar tot het thema van een van haar bekendste romans Ansigterne uit 1968. Het hoofdpersonage 'Lise Mundus' gaf ze de achternaam van haar in 1965 overleden moeder. In 1987 werd van dit boek een tv-film gemaakt met in de hoofdrol Susse Wold. In 2022 verscheen de Nederlandse vertaling als De gezichten.[4][17] Echtelijke ruziesZe scheidde in 1973 van Victor Andreasen, "het domme varken" zoals ze hem noemde.[12] Ze waren toen al twee jaar uit elkaar. Het samenleven met degene die haar het meest ondersteunde en tegelijk het meest onderuithaalde, was onmogelijk geworden. Hun huwelijkse conflicten bleven niet binnenshuis: ze scholden elkaar uit in het bijzijn van iedereen. Andreasen voerde in zijn krant Ekstra Bladet campagne tegen subsidies aan kunstenaars en werd daarbij in het openbaar heftig bestreden door zijn echtgenote. Ze voelde zich persoonlijk aangevallen omdat ze herhaalde malen van stipendia gebruik had gemaakt. In hun privébestaan was het zijn ontrouw waarmee ze (ondanks afspraken van ruimdenkendheid) op den duur niet kon leven, al kon hij haar hetzelfde verwijten.[7] Hij had al vaak gedreigd weg te gaan als ze zich met vervalste recepten drugs bleef verschaffen. Toen hij het werkelijk deed, echtscheiding aanvroeg en bij een nieuwe vriendin introk, was ze toch geschokt. Haar labiele gesteldheid blijkt uit de brieven die ze hem schreef in haar laatste jaren. Hij reageerde nauwelijks, maar liet de brieven na haar dood wel bij Gyldendal publiceren met zijn eigen annotaties.[18] In haar werk toonde ze zich strijdbaar. Zelf noemde ze de portretten van mannen zoals ze die in haar boeken weergaf:
In de figuur Vilhelm in haar laatste roman Vilhelms værelse (1975) schetste ze zo'n kwaadaardig portret van hem dat hij overspannen raakte en niet kon werken.[6] In haar sterfjaar 1976 nam Andreasen ontslag als hoofdredacteur van Ekstra Bladet.[10] EindeIn de jaren zeventig verviel Ditlevsen steeds meer in depressies en nam het doodsverlangen bezit van haar. Vier jaar voor haar dood schreef ze, spottend maar met gemeende bitterheid, alvast haar eigen necrologie:
In 1974 deed ze haar vierde of vijfde zelfmoordpoging[7] die deze keer bijna slaagde, maar ze werd nog net bijtijds gevonden. Ze schreef toen over "het oneindige geluk om nooit meer een mens ter wereld te hoeven zien". Het werd haar kwalijk genomen dat ze als publieke figuur "reclame" maakte voor zelfdoding. In 1976 maakte zij op 58-jarige leeftijd definitief een eind aan haar leven met een overdosis slaappillen. De rouwdienst in Kristkirken in Vesterbro, de kerk waar ze ooit gedoopt was, trok duizend belangstellenden. Jaren later schreef het dagblad Politiken:
Tove Ditlevsen ligt begraven op de Vestre Kirkegård,[21] waar ze als kind vaak speelde. Ze deelt het graf sinds 1999 met haar zoon Michael Ryberg. Victor Andreasen trouwde in 1984 voor de derde keer. In 1993 publiceerde hij de brieven uit Ditlevsens laatste jaren onder de titel Kære Victor (Lieve of Beste Victor).[18] OnthullingIn 2023 publiceerde kleindochter Lise Munk Thygesen het boek Tove Ditlevsen var min mormor (TD was mijn oma), waarin het leven en de achtergrond van de schrijfster worden belicht vanuit een familieperspectief. Daarin onthulde ze dat de in 2008 overleden Helle Munk (haar moeder en Ditlevsens dochter) als tiener jarenlang was misbruikt door haar stiefvader Victor Andreasen.[14][22] Het boek veroorzaakte ophef in Denemarken. Er ontstond discussie, niet over de feiten, die gestaafd waren met psychiatrische rapporten, brieffragmenten en persoonlijke notities, maar over het neerhalen van Andreasens reputatie. Zo werd Victor-prisen, de al in 1980 door Ekstra Bladet ingestelde jaarlijkse prijs voor "journalisten die werken in de brutale en anarchistische geest van Victor Andreasen", in 2023 direct afgeschaft na het verschijnen van het boek.[23] Nog meer hield men zich bezig met de vraag of Ditlevsen geweten had wat haar dochter was overkomen. Over dit pijnlijke onderwerp had ze nooit expliciet gesproken of geschreven, maar in haar literatuur kreeg een aantal toespelingen wel nieuwe dimensies. Het "driehoeksdrama" To som elsker hinanden (Twee die van elkaar houden) uit 1960 kwam hierdoor in een ander licht te staan – dit boek zou gebaseerd zijn op "bepaalde bittere ervaringen in mijn huwelijk"[16] – evenals de waanvoorstellingen in de roman Ansigterne (De gezichten) uit 1968. Ook een zin uit een brief uit 1962 van Tove aan de negentienjarige Helle kreeg hiermee een context:
De onthulling van Lise Munk Thygesen kwam net te laat voor de (tweede) Ditlevsen-biografie van Jens Andersen,[7] die in 2022 verscheen en in 2023 in het Nederlands werd vertaald. WerkTijdens haar leven was ze een veelgelezen en invloedrijk auteur. Ditlevsen publiceerde 29 boeken, waaronder romans, korte verhalen, essays, poëzie, kinderboeken en autobiografische herinneringen. Ze was populair bij het lezend publiek, maar de literatuurkritiek had aanvankelijk moeite met haar rechtstreekse en niets verhullende taalgebruik en met haar aan het "echte leven" ontleende onderwerpen. In haar tijd nam ze een unieke positie in binnen de Deense literatuur, maar er was wel een verwante voorgangster: de schrijfster Agnes Henningsen (1868-1962) had al decennia eerder controverse opgeroepen met vrijmoedige romans en omvangrijke memoires. Net als Ditlevsen beschouwde ze zichzelf niet als wereldverbeteraar en haar doelstelling was "alleen om te vertellen over het leven zoals het is".[25] In 1937 debuteerde Ditlevsen op 20-jarige leeftijd met het gedicht Til mit døde barn (Aan mijn dode kind) in het literair tijdschrift Vild hvede onder redactie van Viggo F. Møller, die haar eerste echtgenoot werd. In 1939 volgde haar eerste dichtbundel Pigesind (Meisjesziel) en in 1941 haar romandebuut Man gjorde et barn fortræd (Men deed een kind kwaad). Tot haar bekendste werken behoren, naast de roman Barndommes gade uit 1943, de drie delen van haar autobiografie: Barndom (1967), Ungdom (1967) en Gift (1971), samen de København Trilogi genoemd.[26] Ze schreef meer autobiografische boeken, met als laatste Tove Ditlevsen om sig selv (TD over zichzelf), een jaar voor haar dood. ThematiekHet grootste deel van haar fictieve werk (romans en verhalen) is als autofictie te beschouwen, want voor Ditlevsen zijn leven en werk één geheel. Haar thematiek, die als uiting van literair sociaal realisme is omschreven, vertoont door de jaren heen een consequente lijn. Ze vertelt onverbloemd en ongepolijst, maar wel met beeldspraak (vergelijkingen en metaforen), het verhaal van de harde kindertijd.
Eenmaal volwassen geworden wordt het "gewonde" of "verbrande" kind geconfronteerd met het genadeloze en vreugdeloze leven, dat doordrongen is van een onoverkomelijke pijn. Ze vertelt helder en nuchter maar met sarcastische ondertoon over de omstandigheden, gebeurtenissen en mensen die deze pijn veroorzaken of in stand houden. Net als zijzelf ondergaan haar personages depressies, psychoses, verslavingen, ziektes, zwangerschapsonderbrekingen, kortstondig geluk en langdurige gevoelens van onrust en onlust. Een dieper liggende oorzaak is "de trillende en onzekere relatie" die ze als kind had met haar moeder, en een andere is de ontworteling die voortkomt uit het sociaal uiteenvallen van Vesterbro, de buurt waar ze geboren werd en zich thuis voelde. Alleen de liefde kan tijdelijk het gevoel van ontworteling en ontheemding goedmaken, maar die gaat snel voorbij en daardoor blijft de pijn. Bovendien zijn liefde en pijn met elkaar verbonden:
Aan haar werk wordt soms een therapeutisch effect toegeschreven: "Ditlevsen vormt een gemeenschap met haar lezers door een relatie te leggen met hun eigen pijn en voor hen manieren te modelleren om met trauma om te gaan", schrijft een Amerikaanse literatuuronderzoekster. "Over het geheel genomen laat Ditlevsens werk zien hoe literatuur een ideale ruimte kan bieden voor het verwerken van trauma's door die frontaal onder ogen te zien".[11] Poëzie
Tove Ditlevsen voelde zich in de eerste plaats dichter en beschouwde haar proza als ondergeschikt aan haar poëzie. Haar gedichten worden nog steeds gewaardeerd om de trefzekere taal waarin herkenbare emoties van erotiek en onvervuld verlangen tot uiting komen. Ze werden in de jaren vijftig en zestig, toen vormen van experimentele poëzie sterk de overhand kregen, als traditioneel en ouderwets beschouwd. De negatieve kritieken stortten haar, niet voor het eerst of laatst, in een psychische crisis. Het leidde in de jaren zestig tot stevige debatten, waarbij de invloedrijke en vaak provocerende auteur Klaus Rifbjerg ("Grote Klaus"), een verklaard voorvechter van het literaire modernisme, tegenover Ditlevsen kwam te staan. Met wederzijdse gretigheid, want ze waren op elkaar gesteld. Rifbjerg had de Deense poëzie opgeschud met de spraakmakende bundels Konfrontation (1960) en Camouflage (1961). Al was Ditlevsen niet geïnteresseerd in modernisme als doel op zichzelf, ze streefden in de literatuur wel hetzelfde na.[7] Op een met drank overgoten bootreis van een groepje schrijvers en dichters naar Oslo daagden ze elkaar uit. Tegenover Rifbjergs laatdunkende verwijt van achterhaald traditionalisme stond haar overtuiging dat het niet gaat om "traditioneel" of "modern", maar eenvoudigweg om "goede" tegenover "slechte literatuur".[29]
Pas in 1969 liet ze in de dichtbundel De voksne (De volwassenen) de geijkte dichtvormen los en vond ze zeggingskracht in de kernachtige beknoptheid van prozagedichten.
Tot haar bekendste gedichten behoort Blinkende Lygter (Flitsende lichten),[31] waarvan de eerste strofe door regisseur Anders Thomas Jensen in 2000 gebruikt werd als motto voor de speelfilm met dezelfde titel:
BrievenbusDitlevsen had van 1956 tot aan haar dood een brievenrubriek Små hverdags problemer (Kleine problemen van alledag) in het populaire weekblad Familie Journal. Ze was de opvolgster van de kort daarvoor overleden journaliste en schrijfster Edith Rode (née Nebelong) die de rubriek sinds 1937 had bestierd. Het was niet haar hoogste ambitie, maar deze baan garandeerde haar een stabiel basisinkomen. Ondanks de stijgende verkoopsuccessen van haar literatuur bleef ze twintig jaar trouw aan haar rubriek, die voor de lezers van Familie Journal bovendien een brug sloeg naar het literaire werk.
Ditlevsens meer dan 4000 uitwisselingen met de lezers, die vele gebieden bestrijken van huiselijke ongemakken tot grote psychische problemen, zijn gebundeld in een boek van 927 pagina's.[33] Soms waren haar adviezen kort door de bocht:
Een jongeman die schreef dat hij worstelde met zijn ontluikende homoseksualiteit, maande ze naar de dokter te gaan: die zou hem er wel van af helpen. Onderwerpen die raakten aan haar eigen levensverhaal pakte ze serieus aan: armoede, opvoeding, geweld, achterstelling van vrouwen, liefde en seks, moederschap, huwelijksproblemen, vreemdgaan, drank en drugs, depressies, doodsgedachten. De brievenbus geeft een gevarieerd beeld van niet alleen haar eigen normen en waarden, maar ook van de levenswijze en de sociale verhoudingen bij de Denen in de jaren vijftig, zestig en zeventig. Ze kwam op voor de rechten van zich emanciperende vrouwen in de nog traditionele samenleving, maar toch ging ze in het algemeen niet mee met de opvattingen van de progressieve vrouwenbeweging, de "Rode Kousen (Rødstrømpe)". Ze antwoordde soms dat ze niets kon doen totdat de vrouwenemancipatie verder zou zijn gekomen en vaak adviseerde ze de briefschrijfsters zich neer te leggen bij hun situatie. Gezien haar eigen ervaringen heeft dat verbazing gewekt, maar ze was van mening dat ze vrouwen met gezinnen in behoeftige omstandigheden niet moest voorspiegelen dat het iets zou opleveren als ze zich tegen hun lot verzetten.[7] Dat ze wel degelijk oog had voor de problemen van huisvrouwen in een door mannen gedomineerde wereld, blijkt bijvoorbeeld uit een artikel uit 1962 over het kostwinnersmodel ("forsørgerægteskabet"), waarin ze uiteenzette welke gevolgen ze zag als vrouwen van hun man afhankelijk waren voor het huishoudgeld:
ErkenningPrijzen en stipendiaHoewel Tove Ditlevsen vaak is omschreven als "buitenbeentje", "literaire outsider" en "een schrijvende huismoeder uit het arbeidersmilieu", ontbrak het haar niet aan erkenning. Haar boeken verschenen bij gerespecteerde literaire uitgeverijen: eerst het kleine Hasselbalch, later het grote Gyldendal. Ze trok een groot lezerspubliek en ook werd haar werk tijdens haar leven bekroond met meer dan 20 literaire prijzen en prestigieuze stipendia, zoals Carl Møllers Legat (1942), Emma Bærentzens Legat (1942), het Drachmannlegat (1945), het Tagea Brandt Rejselegat (1953), de Emil Aarestrup Medalje (1954), De Gyldne Laurbær (prijs van de Deense boekhandel) voor de dichtbundel Kvindesind (1955), Kulturministeriets Børnebogspris voor het jeugdboek Annelise – tretten år (1959) en de Søren Gyldendal Pris (1971). Voor de grootste Deense literaire prijs, Det Danske Akademis Store Pris, werd ze in 1974 gepasseerd voor Sven Holm.[36] Sommigen verklaarden dit vanuit de moeite die officiële instanties hadden met haar nietsontziende stijl en toon, anderen gaven haar invloedrijke ex-echtgenoot Victor Andreasen de schuld, waarschijnlijk ten onrechte. Tove zelf leed zeer onder dit gebrek aan uiteindelijke erkenning, volgens biograaf Jens Andersen vanwege haar "proletariërinstinct: het bijtend heldere besef van de klassenscheiding in de samenleving".[7] PostuumOndanks de sombere en grauwe thematiek in het werk van Tove Ditlevsen spreekt ze veel lezers aan door de groteske en humoristische toon die rauw taalgebruik niet schuwt. Daardoor zijn haar boeken na haar dood in Denemarken populair gebleven. In 1999 kozen de lezers van Politiken haar roman Barndommes gade als nummer 21 in de lijst van 'Deense boeken van de eeuw'.[37] In 2014 werden haar jeugdboeken opgenomen in de literaire canon van zestien auteurs voor het basisonderwijs in Denemarken, maar tot veler verbazing werd ze door het ministerie van onderwijs weggelaten uit de canon voor de 'grote' Deense literatuur.[38] Ze moest plaats maken voor Martin Andersen Nexø (1869-1954), die volgens de selectiecommissie meer "statuur" had.[7] Ter gelegenheid van het 250-jarig bestaan van uitgeverij Gyldendal werd in 2020 Gyldendals Jubilæumskollektion samengesteld, met de tien beste boeken uit het fonds van de uitgeverij die door 40.000 lezers waren uitverkoren. Tot die tien titels behoorde Barndommes gade van Tove Ditlevsen.[39] Ook buiten haar eigen land groeit de belangstelling. Vertalingen van de boeken van haar Kopenhagen-trilogie zijn sinds 2020 uitgebracht in vele talen waaronder het Nederlands.[3] Ze werden in de pers begroet als belangrijke uitgaven van een te lang veronachtzaamde auteur.[40][41] Ook De gezichten, vertaling van Ansigterne, werd in 2022 goed ontvangen.[42] Geïnspireerd door Tove Ditlevsen
OeuvrelijstIn Nederlandse vertaling
DeensDitlevsens vaste uitgever was Steen Hasselbalch Forlag te Kopenhagen. In 1971 stapte ze over naar de grote uitgeverij Gyldendal (voluit Gyldendalske Boghandel, Nordisk Forlag), die ook haar Hasselbalch-titels in het fonds onderbracht. Haar correspondentie met Mogens Knudsen, literair hoofdredacteur bij Gyldendal, werd in 2019 gepubliceerd.
Secundaire literatuurIn Nederlandse vertaling
Engelstalig
Deens
Externe links
Bronnen, noten en/of referenties
|