Fontanes ouders waren hugenoten, wier voorouders van beide kanten vanuit Zuid-Frankrijk waren overgekomen naar Berlijn. In Neuruppin werd door vader Louis Henri Fontane een apotheek geopend. Daar en eveneens in Swinemünde, bracht Fontane zijn jeugd door. Hij beëindigde de school vroegtijdig om in Leipzig en later Berlijn als apothekersleerling te werken. In Berlijn kwam hij in 1842 met Georg Herwegh in contact; zijn eerste gedichten waren geïnspireerd door de Vormärz. Zijn eerste successen kwamen echter als lid van het collectief Tunnel über der Spree: de Preußenlieder waren ballades over verdienstelijke figuren. In 1850 huwde hij en maakte een aantal reizen naar Engeland. Zijn vroege gedichten waren in de stijl van Moritz von Strachwitz en Fontane was in die tijd een enthousiast radicaal-democraat, die achter de liberale revolutie in 1848 stond. Hij verhuisde in 1855 voor vier jaar naar Engeland, waar hij als vrije journalist werkte en over onder meer de Krimoorlog berichtte.
Na zijn terugkeer wierf de Pruisische staat hem als journalist; hij werd in 1860 redacteur bij de Kreuzzeitung, een conservatieve krant. Hij werd populair met een reeks verhalen over de streek, die in episoden gepubliceerd werden: de Wanderungen durch die Mark Brandenburg, waarbij hij historische anekdotes over de regio in groot detail beschreef. De Wanderungen bleven van 1862 tot 1882 bestaan. Toen lag Pruisen tijdens een korte tijdsspanne driemaal in oorlog: in 1864 met Denemarken, in 1866 met Oostenrijk en in 1870-'71 met Frankrijk. Tijdens deze drie oorlogen was Fontane oorlogscorrespondent; in 1871 was hij in de buurt van Domrémy, de geboorteplaats van Jeanne d'Arc en besloot het te bezoeken, ofschoon het achter de Franse frontlinie lag. De Fransen verdachten hem hierom van oorlogsspionage en hij werd krijgsgevangen en ter dood veroordeeld. In extremis werd hij gered door tussenkomst van Bismarck.
Hij werd in 1870 redacteur van de liberale Vossische Zeitung en vulde de daaropvolgende twee decennia drie banden met theaterrecensies. In Engeland was hij in contact gekomen met het werk van William Makepeace Thackeray, waarvoor hij een buitengewone bewondering had. Hij realiseerde zich dat Pruisen in feite nog geen boekcultuur van grote maatschappelijke romans bezat en begon ze dus zelf te schrijven. In totaal schreef hij op late leeftijd nog 16 romans; enerzijds misdaadverhalen, anderzijds burgerlijke familiegeschiedenissen waarvoor hij naar stof uit de Wanderungen teruggreep. Zijn romans luidden het naturalisme in; in zijn theaterrecensies gaf hij zijn goedkeuring aan de nieuwe generatie dramatici, zoals Gerhart Hauptmann en raakte daarbij relatief geïsoleerd onder zijn eigen generatie. Ook schreef hij nog late gedichten. Door Engelse ballades te vertalen, verrijkte hij zijn eigen idioom. 'Die Brück' am Tay' (over de ramp met de Tay Bridge) en 'Archibald Douglas' zijn beroemde gedichten, alsmede 'Der Herr von Ribbeck auf Ribbeck im Havelland', dat later in de DDR verboden werd, wegens zijn vermeend paternalistische karakter.
Fontane worstelde met zijn eigen geweten ten aanzien van enerzijds de democratische hervormingen die hij op vroegere reizen in Engeland had gezien en zijn sympathie voor de liberalen van het Frankfurter Parlement en anderzijds zijn verlangen naar stabiliteit en een moreel en rechtvaardig burgerdom; zijn schommelen tussen conservatisme en liberalisme getuigt hiervan. Zijn beroemdste romans zijn afspiegelingen van zijn eigen visie op de burgerlijke samenleving. Irrungen, Wirrungen beschrijft een kleinburgerlijk, eenvoudig milieu, het beroemde Effi Briest legt de geborneerde kleingeestigheid van dergelijke milieus bloot. De figuur van Effi, die ten onder gaat door de koppige, halsstarrige houding van haar omgeving, schijnt een sterke autobiografische invulling van Fontane zelf te hebben gekregen. Fontane heeft een plaats als een der grootste Duitse romanciers verworven, door, naar Engels model, de eerste maatschappelijke romans te schrijven, die daarenboven van een grote kwaliteit zijn en tot de klassiekers in de wereldliteratuur zijn gaan behoren.
Bibliografie
1839 Geschwisterliebe; vertelling; publicatie in de "Berliner Figaro"
1840 Heinrichs IV. erste Liebe
1840 Du hast recht getan; naturalistische roman; (verloren gegaan)
1850 Von der schönen Rosamunde; romancyclus
1845 Zwei Post-Stationen; verhaal; geen publicatie
1882 L'Adultera; (Ned. vert.: 1985; L'adultera; door: Wilfred Oranje en Chris van der Heijden)
1882 Schach von Wuthenow, Erzählung aus der Zeit des Regiments Gendarmes; een historische vertelling; (Ned. vert.: 1979; Schach von Wuthenow; door: Ruth Wolf)
Barbara Baumann & Brigitta Oberle (1985), Deutsche Literatur in Epochen. München: Max Hueber.
Karl Fehr (1946), 'Der Realismus', in: Bruno Boesch (red.), Deutsche Literaturgeschichte in Grundzügen. Die Epochen deutscher Dichtung. Bern: Francke Verlag, pp. 348-406.
Gerhard Fricke & Mathias Schreiber (1988), Geschichte der deutschen Literatur. Paderborn: Ferdinand Schöningh.
Bengt Algot Sørensen (1997), Geschichte der deutschen Literatur. Band II. Vom 19. Jahrhundert bis zur Gegenwart. München: C. H. Beck. [= Beck'sche Reihe 1217]
Wolf Wucherpfennig (1986), Geschichte der deutschen Literatur. Von den Anfängen bis zur Gegenwart. Stuttgart: Ernst Klett.