Structureel functionalismeStructureel functionalisme is een variant van het functionalisme in de sociologie waarbij de functie van sociale verschijnselen wordt verklaard aan de hand van de bijdrage van het verschijnsel aan een sociaal systeem en de veranderingen die het daarmee teweegbrengt in dat systeem. Samen met symbolisch interactionisme en de conflictsociologie behoort het structureel functionalisme tot de belangrijke sociologische paradigmata. BenaderingHet structureel functionalisme vertrekt, net als het neomarxisme, vanuit een structuurbenadering. De sociale realiteit is voor structureel functionalisten het best te begrijpen door te kijken naar grotere sociale gehelen als het sociaal systeem, het cultureel systeem, het politiek systeem en het economisch systeem. Deze boven-individuele gehelen bepalen het individuele handelen en de attitudes en motieven van mensen. Dit neigt naar sociale determinatie. In tegenstelling tot het (neo)marxisme, vertrekt het structureel functionalisme vanuit een consensusbenadering. Tegenstellingen, conflicten worden beschouwd als elementen van een groeiproces naar stabiliteit, evenwicht, continuïteit. Uitgangspunten
VoorlopersDrie voorlopers van het structureel functionalisme waren Émile Durkheim (onder meer bekend van zijn werk Le Suicide), Bronisław Malinowski en Alfred Radcliffe-Brown. Deze drie antropologen waren zelf geen structureel-functionalisten. Durkheim voegde aan het orde/geweldprobleem een nieuwe dimensie toe. Hij besprak het fenomeen van onthechting: wanneer mensen wel vreedzaam samenleven, maar geen contact hebben. Dit komt tot uiting in zelfmoordcijfers van een samenleving. Dit was ook het voornaamste fenomeen in de onderbouwing van Durkheims theorie. Deze theorie ging ervan uit dat:
Zelfdoding is dan een interessant gegeven om te onderzoeken, omdat de meeste groeperingen als norm hebben dat zelfmoord niet acceptabel is. Deze theorie gaat er wel van uit dat de samenleving een bepaalde structuur bezit. Volgens Durkheim was de sociologie een wetenschap die het ontstaan en functioneren van maatschappelijke instellingen beschreef. Vandaar de term: structureel functionalisme. Belangrijkste figurenDe belangrijkste structureel-functionalisten waren Talcott Parsons en Robert K. Merton. MertonMerton heeft uit het werk van de voorlopers drie grondbeginselen van het structureel functionalisme afgeleid:
Merton formuleert tegelijk kritiek op deze grondbeginselen:
ParsonsTalcott Parsons ging ervan uit dat een systeem als geheel te onderscheiden valt van de omgeving door een eigen specifieke organisatie die zich kan handhaven, niet door zich te isoleren van de samenleving maar door een continu proces van uitwisseling, wat het dus tot een open systeem maakt, en door zelf binnen bepaalde grenzen zijn doeleinden te bepalen. Het gaat zowel om levende, sociale als politieke systemen. In de sociale systemen zijn er vooral problemen door de relatie met de omgeving en de integratie binnen het systeem. Binnen een sociaal systeem zijn sociale vaardigheden belangrijk om de problemen op te lossen. Naargelang de leiders hierover niet of wel beschikken, doen ze aan instrumenteel leiderschap of aan expressief of sociaal leiderschap. Een goed functionerende samenleving is gekenmerkt door een consensus over belangrijke waarden, het centrale waardensysteem genoemd. Zonder deze consensus is er sociale wanorde, disfunctie en kan de samenleving uitgehold raken. ToepassingenFitnessJohn Vincke beschreef de manifeste en latente functie van de fitnessbeweging, aanvankelijk een initiatief dat trachtte het tekort aan lichaamsbeweging bij bedienden te compenseren door te gaan sporten. De opgang van de fitnessbeweging viel al dan niet toevallig in een periode van economische recessie. De manifeste functie van de training is het voorzien in een betere zuurstofvoorziening, spierdoorbloeding, zuurstofvolume ... om het tekort aan fitheid te compenseren. De fysieke conditie verbetert erdoor. De latente functie is dat de angst naar aanleiding van de onzekere situatie door de economische recessie, wordt verminderd. Door fitness, en vooral door de aanmaak van endorfines ten gevolge van lichaamsbeweging, gaan mensen zich immers psychisch beter voelen en meer stressbestendig worden. ArmoedeHerbert Gans beschreef onder meer de manifeste en latente functies van armoede. Een manifeste functie van armoede is dat mensen erdoor aangezet worden het vuile werk op te knappen, om niet om te komen van de honger. De keerzijde hiervan, de manifeste disfunctie, is de gezondheidstoestand van de armen. Een latente functie van armoede is dat ze zorgt voor werkgelegenheid in de sociale sector (door de hulpverlening), maar tegelijk bedreigt armoede het sociale weefsel, specifiek in grote steden (een latente disfunctie). Meteen wordt duidelijk dat functioneel niet gelijkstaat met moreel correct, maar dat het vooral bijdraagt tot de stabiliteit van de samenleving. Het is de taak van die samenleving om een functioneel alternatief te vinden voor armoede dat dezelfde positieve functies kan vervullen. |