Stadspoorten van BrusselIn de voorbije eeuwen waren er in Brussel twee stadsomwallingen met telkens zeven stadspoorten. De Hallepoort is nog het voornaamste overblijfsel daarvan. Daarnaast waren er ook hameiden en octrooipaviljoenen die een poortfunctie vervulden. Poorten op de eerste stadsomwallingDe eerste stadsomwalling, aangelegd in de 13e eeuw, zorgde voor een breuk met het platteland. De zeven versterkte poorten in de muur kwamen niet overeen met grote verkeersaders. Hun naam verwees naar naburige plekken binnen of buiten de muren. Elk van de Zeven Geslachten van Brussel kreeg een poort toegewezen waarvoor ze het recht hadden de stadsportiers te benoemen. Zeven is geen toevallig getal in Brussel, zoals Erycius Puteanus al wist.[1]
Door de weinig praktische ligging van de versterkte poorten is het niet verwonderlijk dat de eerste stadsmuur ook andere openingen had: wiketten of sluippoorten. Of deze al dan niet van bij de aanvang voorzien waren, valt met de huidige gegevens niet te achterhalen. Ook over hun aantal bestaat weinig duidelijkheid.
Geen enkel van deze poorten of wiketten staat nog overeind. Soms worden resten ervan teruggevonden bij archeologische opgravingen (bijvoorbeeld aan de Treurenberg). Kleine vestenOp de linkeroever van de Zenne stond in een wijde boog een versterkingswal in de richting van Sint-Jans-Molenbeek. Waarschijnlijk zijn dit de "kleine vesten" zoals die vermeld worden in bronnen. De exacte toedracht en datering blijft enigszins wazig. In elk geval lijkt het erop dat de Filipspoort deel uitmaakte van de kleine vesten. Vanaf 1375 ging men spreken over de Verlorenkostpoort, allicht omdat de tweede omwalling er toen stond en de bouw van de poort verloren moeite was geweest. Poorten op de tweede stadsomwallingNa de Brabantse Successieoorlog legde Brussel in navolging van Leuven nieuwe versterkingen aan. De werken aan de tweede omwalling begonnen in 1357 en duurden twintig jaar. Eerst werden de poorten gebouwd en daarna de muren ertussen. De geslachten stonden nog steeds in voor de aanstelling van de poortwachters, ook op de eerste omwalling. In 1421 verwierven de Naties van Brussel het recht om een van beide portiers te kiezen. Omdat de naties met negen waren, werden de twee grootste torens ook opgenomen in het systeem. Hun burgemeesters moesten erover waken dat de sleutels niet werden nagemaakt of vervalst. 's Nachts werden ze in veiligheid gebracht bij de "verwaarder van de sleutels". Dan waren de poorten gesloten en kon niemand de stad in of uit. De verdedigingsfunctie van de poorten sprak uit hun omvang en gesloten karakter. De doorgang was nauw en oncomfortabel gehouden. Er waren ophaalbruggen, valhekken, deuren en slagbomen om de controle van het in- en uitgaande verkeer te beheersen. Die controle had ook een fiscale reden. Aan de poorten werden taksen geïnd, zoals het ongeld (assisen) en het wegegeld. In 1782 besliste keizer Jozef II tot afbraak van de meeste versterkingen in de Oostenrijkse Nederlanden. Op twee na werden alle Brusselse stadspoorten ontmanteld. In 1871 werd ook de Lakensepoort gesloopt, waardoor de Hallepoort nu de unieke getuige is van middeleeuwse poortenbouw in Brussel.
HameidenNa de aanleg van de eerste stadsomwalling verschenen buitenwijken waar de stad een zekere controle over wilde uitoefenen. De hameiden, die voor het eerst een vermelding krijgen in 1303, hebben voor verwarring gezorgd onder historici. Stilaan wordt duidelijk dat ze geen verdedigende functie hadden. Het ging om barrières op uitvalswegen die in samenhang moeten worden gezien met de stadspoorten. Na de bouw van de tweede omwalling werden ze daarom naar buiten verschoven. OctrooipoortenTijdens het slechten van de stadsmuren werd Brussel afgesplitst van zijn kuip (1795). Om de fiscale aderlating niet nog erger te maken, werden de afbraakwerken stilgelegd. De bouwvallige muren bleven nog even dienstdoen als octrooibarrière. Daarna gingen ze definitief tegen de vlakte om plaats te ruimen voor de brede groenboulevards van Jean-Baptiste Vifquain, aangelegd van 1818 tot 1840. Rondom werd een octrooimuur gebouwd, bestaande uit een 2,5 m hoog houten hek en een drie meter brede gracht.[5] Op de veertien toegangsplaatsen werden tweelingpaviljoenen gebouwd.
In de nacht van 20 op 21 juli 1860 werd het octrooirecht, dat het leven in de stad zoveel duurder had gemaakt, tot grote vreugde van de Brusselaars afgeschaft. Stadspoorten in de kunstAfgaande op het grote aantal tekeningen en schilderijen waarop de Brusselse stadspoorten zijn afgebeeld, moeten ze een bijzondere aantrekkingskracht hebben uitgeoefend op kunstenaars. De poorten zijn onder meer afgebeeld door: KaartKaart met de eerste en tweede omwalling, de stadspoorten, de waterpoorten (spuien), enkele waltorens en in blauw de Zennetakken. In groen nog bestaande bouwwerken.[6] Zie ookLiteratuur
Voetnoten
Zie de categorie City gates in Brussels van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
|