SpoorspattingEen spoorspatting is het horizontaal knikken of verbuigen van spoorrails. Spoorspattingen kunnen ontstaan op hete zomerdagen. Bij erg warm weer kan de temperatuur van de spoorstaven oplopen tot meer dan 70°C. Normaliter zet materiaal uit bij temperatuurstijging. Wanneer de spoorstaven in de lengterichting niet (meer) kunnen uitzetten ontstaan er mechanische drukspanningen van honderden kilonewton (tientallen tonnen) per rail.[1] Als de drukspanning te hoog wordt, knikt de rail en zoekt het materiaal een uitweg op de zwakste doorsnede in het spoor en een zijwaartse uitstulping, een kronkel in het spoor, ontstaat. Door de dwarsliggers blijft het verband tussen de spoorstaven bestaan, zodat de twee spoorstaven op dezelfde plaats kromtrekken. In de meeste gevallen zorgt de spoorconstructie ervoor dat de rails kunnen uitzetten, bij voegloos spoor door middel van compensatielassen, bij voegenspoor door middel van temperatuurlassen iedere 30 meter. GevolgenEen spoorspatting vormt een gevaarlijke situatie. Een railvoertuig ontspoort op een spoorspatting al bij lage snelheden doordat het de kronkels in het spoor niet kan volgen. Op Europese schaal zijn spoorspattingen de op een na belangrijkste oorzaak van spoorwegongevallen.[2] Zie ookVerwijzingen
|