SpoonerismeEen spoonerisme is een verspreking waarbij binnen een woord of zinsnede letters of lettergrepen worden verwisseld, zodat amusante, ironische of juist verhullende effecten ontstaan. Deze versprekingen worden ook vaak met opzet gemaakt, waardoor een stijlfiguur is ontstaan die deze naam draagt. SpoonerHet verschijnsel is vernoemd naar de Engelse dominee en wetenschapper William Archibald Spooner (1844-1930) en is daarmee dus een eponiem. Spooner verwisselde vaak (meestal de eerste) letters van de woorden die hij uitsprak. Volgens de overlevering zei hij bijvoorbeeld ooit The Lord is a shoving leopard ("De Heer is een duwende luipaard") in plaats van The Lord is a loving shepherd ("De Heer is een liefhebbende herder") en tegen zijn studenten You have hissed all my mystery lessons ("Jullie hebben al mijn mysterielessen uitgefloten") in plaats van You have missed all my history lessons ("Jullie hebben al mijn geschiedenislessen gemist"). Volgens een andere anekdote hief hij op een diner in Oxford het glas met de woorden: Let us drink to the queer old dean ("Laten we op de rare oude decaan drinken") in plaats van op the dear old Queen ("de geliefde oude koningin"). Onbedoelde versprekingen als deze komen veel voor. Sommige mensen staan erom bekend, zoals in Nederland de voormalige nieuwslezer Philip Freriks. StijlfiguurIn het Engels en ook in andere talen is het zoeken naar geestige spoonerismen een bekende vorm van spelen met taal. Zo bestaat er in het Duits de vorm Schüttelreim, in feite een spoonerisme in dichtvorm: Ich seh dich 'bleich erglühen' / du wirst so 'gleich erblühen' . (Ik zie je 'bleek gloeien' / je zult meteen bloeien) Er zijn al Schüttelreime bekend uit de middeleeuwen. In het Frans is dit taalspel uitgevonden door de zestiende-eeuwse schrijver François Rabelais, die een voorliefde had voor scabreuze teksten, en voor het eerst gebruikt in zijn klassieke werk Gargantua en Pantagruel. Hij maakte gretig gebruik van mogelijkheden voor seksuele dubbelzinnigheden: femme folle à la messe, et femme molle, à la fesse (= een gekke vrouw in de mis en een dikke vrouw, qua billen). In 1572 gaf de Bourgondische dichter Étienne Tabourot deze stijlfiguur de naam contrepéterie, die de oudere benaming antistrophe verving. Het satirische tijdschrift Le Canard enchaîné huldigt in Frankrijk het genre door zijn rubriek Sur l'Album de la Comtesse, die al sinds 1951 bestaat. In het Nederlands zijn veel van dergelijke stijlfiguren bekend, meer in de mondelinge overlevering dan door publicaties, zoals het verhaal De Schand in het Breveningse hoerkous dat in de loop van de twintigste eeuw is ontstaan en in allerlei varianten wordt doorgebriefd. Een vroegst gedocumenteerd Nederlands gebruik is dat door kunstschilder Jan Hendrik Scheltema (1861-1941) in een brief in 1891. Hij schreef ‘schandlap’ voor een Engels ‘landschap’, waar volgens hem een exorbitant bedrag voor betaald was door een openbaar museum in Melbourne.[1] Cabaretier Henk Elsink geniet nog altijd bekendheid door zijn lied Kleine Johanna, waarin de lach vooral van de spoonerismen moet komen. De kunst is een variant met een grappige of veelzeggende betekenis te bedenken. De humoristische nonsensdichter John O'Mill behaalde hoge oplagen met zijn bundeltjes korte gedichten waar spoonerismen veel in voorkomen en cabaretiers als Jan de Cler en Seth Gaaikema beoefenden het bedenken ervan als een tweede natuur. Ook bij de invloedrijke Drs. P komt het verschijnsel veel voor. Battus geeft in zijn Opperlandse taal- & letterkunde onder meer een lijst van 175 Nederlandse spoonerismen en noemt het verschijnsel 'beukenootje'. Bekende Nederlandstalige spoonerismen
Bronnen
|