Sociale economie
Derde sectorNaast de marktsector en de overheid bestaat er een zogenaamde ‘derde sector’. Deze omvat private initiatieven die niet omwille van winstmaximalisatie in het leven geroepen werden, maar het voorzien in bepaalde maatschappelijke, sociale of economische noden als bestaansreden hebben. Voorbeelden hiervan zijn verenigingen, ngo's, stichtingen, mutualiteiten, vakbonden en vrijwilligersorganisaties. De derde sector bevat ook ondernemingen. Het zijn deze ondernemingen die de sociale economie uitmaken.[1] Europese definitieHet Handvest van Principes van de Sociale Economie, gesteund door de Permanente Europese Conferentie van coöperaties, onderlinge maatschappijen, verenigingen en stichtingen (CEP-CMAF)[2] omschrijft de sociale economie als het geheel van ondernemingen die volgende principes hanteren:
Uit een onderzoek uit 2012[3] bleek dat het concept sociale economie vooral gehanteerd wordt in Spanje, Portugal, Frankrijk, Griekenland en Ierland. In landen als Kroatië, Nederland, Roemenië en Slovakije is het concept sociale economie minder ingeburgerd. Definitie van de sociale economie in BelgiëEr bestaan verschillende definities van wat de sociale economie juist is. Alleen al in België bestaan drie officiële definities van de sociale economie naast elkaar:[4]
Definitie van de sociale economie in VlaanderenIn Vlaanderen hanteren zowel het beleid als het werkveld de definitie van VOSEC (Vlaams Overleg Sociale Economie), de koepelorganisatie die tot 2013 de sociale economie in Vlaanderen vertegenwoordigde. Deze definitie luidt als volgt: "De sociale economie bestaat uit een verscheidenheid van bedrijven en initiatieven die in hun doelstellingen de realisatie van bepaalde maatschappelijke meerwaarden vooropstellen en hierbij de volgende basisprincipes respecteren:
Bijzondere aandacht gaat ook naar de kwaliteit van de interne en externe relaties. Zij brengen goederen en diensten op de markt en zetten hun middelen economisch efficiënt in met de bedoeling continuïteit en rentabiliteit te verzekeren." Zowel vanuit de Vlaamse als Federale overheid, als vanuit lokale besturen (gemeenten en provincies) wordt de sociale economie ondersteund en gestimuleerd maar de beleidsfocus ligt in grote mate op de tewerkstelling van kansengroepen. Het deelsegment van de sociale economie dat zich toelegt op de socioprofessionele inschakeling en tewerkstelling van kansengroepen, noemen ze ook wel de sociale inschakelingseconomie. De belangrijkste werkvormen die de Vlaamse overheid daarbij hanteert zijn de erkenningen als maatwerkbedrijf (de vroegere beschutte en sociale werkplaatsen) en de lokale diensteneconomie. Zie ookBronnen, noten en/of referenties
Zie de categorie Social economy van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
|