Hij was de zoon van een leraar en groeide op in Nord-Odal, waar het huis waar hij zijn kindertijd doorbracht nu een museum is. Na de middelbare school ging hij niet onmiddellijk studeren, maar werkte als verzekeringsagent. In 1910 combineerde hij het studeren aan de Universiteit met leraarsbaantjes. Hij was redacteur van het blad "Minerva", het orgaan van een conservatieve studentenvereniging. Hij debuteerde in 1918 met de novelle "Idioten" (de idioot). In datzelfde jaar werd hij literatuur- en theaterrecensent voor het dagblad "Socialdemokraten" ("de sociaaldemocraat", de voorganger van het Noorse dagblad dat sinds 1990 Dagsavisen heet). In die tijd schreef hij zelf een komedie en werkte hij als redacteur voor de uitgeverij Gyldendal.
In 1924 vertrok hij naar Berlijn waar hij het socialisme bestudeerde. Daarna ging hij naar Parijs waar hij zijn toekomstige echtgenote Nic Waal ontmoette. In 1927 trouwden zij in Noorwegen. In 1936 werd het huwelijk ontbonden en trouwde hij met Ada Ivan. Tijdens de Tweede Wereldoorlog vestigde hij zich in zijn geboorteplaats Odalen. Hij nam deel aan het verzet en schreef artikelen voor de illegale pers. In 1943 moest hij naar Zweden vluchten.
Zijn (ook in het Nederlands vertaalde) romans Veien til verdens ende ("De weg naar het eind van de wereld") en "Møte ved milepelen" ("Eéns moet men betalen") worden als hoogtepunten uit zijn oeuvre beschouwd. "De weg naar het eind van de wereld" gaat over het Noorse platteland vanuit het perspectief van een kind. In de tweede genoemde roman speelt de oorlog en het nazisme een rol.
Hoel adviseerde de uitgeverij Gyldendal en onder zijn redacteurschap bracht de uitgeverij de goude reeks ("Gule serie") uit, een serie met meerdere vertaalde titels waaruit bleek dat Hoel een verbazingwekkend goede neus had voor literatuur van blijvende waarde. De reeks telde 101 boeken met onder andere schrijvers als Ernest Hemingway, F. Scott Fitzgerald en Franz Kafka.