Salat al-djumaSalat al-djuma, salat al-dhoemoe'ah (Ar.:'صلاة الجمعة') of vrijdaggebed is binnen de islam de salat op vrijdag dat normaliter ten tijde van het dhuhr-gebed wordt verricht. In vroegere tijden werd dit gebed in één moskee in een dorp of stad gehouden. Deze moskee werd dan ook de vrijdagmoskee of masdjid al-djami genoemd. Naarmate de islam zich verspreidde en hoe groter de nederzettingen en steden werden, des te noodzakelijker werd het om voor iedere wijk een moskee te bouwen.[1] Bij het binnentreden van de moskee verrichten moslims, afhankelijk van de madhhab, meestal twee raka'at. Voor het eigenlijke begin van de salat betreedt de imam of een ander goed onderlegd persoon de minbar en spreekt als khatib de khutbah uit. In veel islamitische landen wordt eveneens de zegen over de huidige machthebbers afgeroepen. Tijdens het vrijdaggebed zijn in sommige landen alle winkels, kantoren en bedrijven gesloten tot aan het einde van de gebedsdienst.[2] Soera De Vrijdag 9-10 zegt het volgende[3]:
Na de preek bidt men de salat al-djuma die uit twee raka'at bestaat[4]. Voorwaarden voor verplichte deelnameDe hanafitische madhhab gaat uit van zeven condities voor verplichte deelname aan salat al-djuma[5]:
Ook hevige neerslag en dergelijke omstandigheden ontslaan van de verplichting deel te nemen[5]. Vrouwen, slaven, reizigers, zieken, blinden en lammen zijn niet verplicht aan het gebed deel te nemen, maar ze mogen het wel. Vrouwen bidden op de achterste plaatsen of op een verhoogde plaats.[1] Voorwaarden voor de geldigheidDe hanafitische madhhab gaat uit van zes bepalingen voor de geldigheid van salat al-djuma[5]:
Volgens de sjafitische rechtsschool dienen er 40 mannen aanwezig te zijn[1]. Zie ookReferenties
|