Hij doorliep in Deventer de Latijnse School en het Athenaeum Illustre. Op twintigjarige leeftijd vertrok hij naar Leiden om daar rechtsgeleerdheid te gaan studeren. Hij promoveerde op de verhandeling De imperio populari rite temporato waarin hij Rousseaus leer der volkssoevereiniteit verdedigde, alleen waarin deze beperkt blijft tot de gegoede burgerij. Ook sprak hij zich in dit proefschrift positief uit over de Amerikaansegrondwet met hun dominerende president.
De gegoede burgerij – de stand waar Schimmelpenninck zelf toe behoorde – was (zeker in het oosten van Nederland) verstoken van enige macht. Dit frustreerde tal van jonge burgers, zoals Rutger Jan, die een goede opleiding hadden genoten maar omwille van hun afkomst en godsdienst (zoals katholieken, doopsgezinden en joden) geen invloedrijke functies kregen toebedeeld bij de overheid - die bleven in de oostelijke gewesten vrijwel voorbehouden aan telgen uit adel en patriciaat, en beperkt tot de belijders van de Gereformeerde Kerk.
Na zijn promotie ging Schimmelpenninck aan het werk als advocaat in Amsterdam. In 1788 trouwde hij met Catherina Nahuys. Catherina kwam uit het rijke geslacht Nahuys en zij verschafte haar man een groot vermogen en de nodige connecties in de hoofdstad. Met hen richtte Schimmelpenninck de patriotseVaderlandsche Sociëteit op. De Sociëteit bestond maar zeer kort, als gevolg van de Pruisische inval in 1787 werd zij ontbonden. De Pruisen herstelden de macht van stadhouder Willem V en diens Pruisische gemalin Wilhelmina. De patriotten werden tegengewerkt en een deel week uit naar het buitenland (Frankrijk).
Schimmelpenninck en zijn vrienden besloten tot de oprichting van een "wetenschappelijke" sociëteit, het Kunst- en letterlievend Genootschap Doctrina et Amicitia. Naast Schimmelpenninck waren ook andere prominente patriotten als Krayenhoff, Gogel, Goldberg, Wiselius, Van Staphorst en Crajenschot lid. Schimmelpenninck was in 1789 deelnemer in de Holland Land Company, samen met de gebroeders Van Staphorst, een maatschappij, die investeerde in het noorden van de staat New York, niet ver van het Ontariomeer.
De federalisten waren conservatief; zij waren al blij met het vertrek van de stadhouder en wilden verder geen hervormingen. Zij waren voorstanders van gewestelijke autonomie. De unitariërs daarentegen waren radicaal; de gewesten moesten worden vervangen door departementen en er moest een krachtig, democratisch en centraal bestuur komen voor de Bataafse Republiek.
De moderaten van Schimmelpenninck namen een tussenpositie in; ze wilden ook een centrale staat, net als de unitariërs, maar zagen niets in een verregaande verruiming van de kieswet. De moderaten waren vaak besluiteloos en werden daarom door hun vijanden - zowel de unitariërs als federalisten - "slijmgasten" genoemd.
In 1797 werd Schimmelpenninck ook in de Tweede Nationale Vergadering gekozen. Hij nam echter onmiddellijk ontslag toen het gerucht de ronde deed dat de "ultrademocraten" met Franse hulp de macht probeerden te grijpen. Na de staatsgreep van Daendels op 12 juni1798 kwam Schimmelpenninck weer op de voorgrond. Hoewel Daendels een opvliegende unitariër was, volgde hij de lijn van "behoedzame tempering" (gematigdheid) en is door Schimmelpenninck gesteund.
Ambassadeur in Parijs en Londen
In 1798 werd hij voor de Bataafse Republiekambassadeur in Parijs, om er de belangen van de Bataafse Republiek te behartigen. Na de staatsgreep van Napoleon Bonaparte op 9 november1799, stond hij onder zijn gezag. Hij raakte in de ban van diens persoonlijkheid. In 1801-1802 nam Schimmelpenninck deel aan de vredesonderhandeling in Amiens.
Zelf zag hij zich als onafhankelijk onderhandelaar tussen de Franse en Engelse gevolmachtigden, respectievelijk de broer van Napoleon, Jozef Bonaparte en Lord Cornwallis. Maar in feite had de Bataafse Republiek geen onafhankelijke buitenlandse politiek meer en moest hij zich voegen naar de wensen van Frankrijk.
In 1802 werd hij overgeplaatst naar Londen, maar al na een half jaar keerde hij op verzoek van de Fransen terug naar Parijs. De strijd werd hervat tussen Groot-Brittannië en de Franse Republiek met haar bondgenoten, waaronder het Bataafs Gemenebest dat na een staatsgreep in 1801 de Bataafse Republiek had vervangen. In september1803 werd hij opnieuw ambassadeur en kwam hij in de belangstelling van Napoleon te staan.
Nieuwe Grondwet en Raadpensionaris
In 1804 werd Schimmelpenninck, door Napoleon gevraagd een nieuwe grondwet te schrijven voor het Bataafs Gemenebest. Toen deze een jaar later af was, werd Schimmelpenninck naar Nederland terug gestuurd om er als raadpensionaris in naam van Napoleon de macht van het Staatsbewind over te nemen. In feite was Schimmelpenninck nu als bestuurder de verlengde arm van Napoleon geworden. Het is niet duidelijk of Schimmelpenninck veel behoefte voelde dit ambt te bekleden, maar omdat Napoleon hem min of meer dwong, ging hij akkoord. Als raadpensionaris werd hij bijgestaan door een negentien leden tellend Wetgevend Lichaam, dat ieder half jaar bijeenkwam en een oordeel mocht uitspreken over het beleid. De feitelijke macht was echter relatief klein.
Er kwam ook een kabinet met secretarissen van Staat. Een van de belangrijkste secretarissen van Staat was Alexander Gogel, die het departement Financiën beheerde. Schimmelpenninck nam zijn intrek op Paleis Huis ten Bosch, voerde een hofhouding en reed op werkdagen met zijn koets naar het Binnenhof om daar te werken. Zijn ogen werden echter steeds slechter, waardoor hij op den duur bijvoorbeeld bij het geven van handen vaak misgreep.
In de korte tijd dat hij raadpensionaris was heeft Schimmelpenninck, bijgestaan door Gogel, enkele zeer belangrijke hervormingen doorgevoerd, veelal op aanwijzing van hogerhand. Gogel richtte een nieuw belastingstelsel in. Er kwam een accijns op zout en zeep, op turf, alcoholische dranken (behalve op bier), graan, meel en vlees. Er werd een kadaster ingericht naar Frans voorbeeld, op basis waarvan een grondbelasting kon worden ingevoerd. Ook kwam er een personele belasting op bedienden, een heffing op paarden, meubels etc. Schimmelpennincks secretaris van Staat voor Onderwijs, Hein van Stralen, voerde een nieuwe onderwijswet in met overheidssteun aan het openbaar onderwijs. Mede door zijn toenemende blindheid, werd Schimmelpenninck al na een jaar vervangen door Lodewijk Napoleon, Napoleons broer, die op 4 juni 1806 in Nederland arriveerde en koning van het door Napoleon nieuw opgerichte koninkrijk Holland werd. In 1807 werd Schimmelpenninck verheven tot chevalier de l'Empire.
Senator
Napoleon had hem bij het traktaat dat de oprichting van het Koninkrijk Holland regelde, voor het leven benoemd tot president van het Wetgevend Lichaam.[1] Hij weigerde echter die positie te aanvaarden. Koning Lodewijk vroeg hem eveneens om deze functie te vervullen, maar hij weigerde opnieuw.[2] Vijf jaar lang was hij werkloos, totdat hij in 1811 senator werd in Frankrijk. Het Koninkrijk Holland was inmiddels sinds juli 1810 door Frankrijk geannexeerd. Als senator vestigde Schimmelpenninck zich in Parijs. Op 10 april 1811 werd hij door Napoleon verheven tot comte de l'Empire. Napoleon koos hem als "aartsschatbewaarder" van de Orde van de Drie Gulden Vliezen.
Na het herstel
Toen Napoleon in 1815 definitief verslagen werd en Nederland een onafhankelijke monarchie geworden was, nam Schimmelpenninck op verzoek van de nieuwe koning Willem I zitting in de pas opgerichte Eerste Kamer der Staten-Generaal, een positie die hij vanaf 21 september dat jaar bekleedde.
Hier bleef hij tot 15 februari 1825 lid van. Een oogafwijking dwong hem zich terug te trekken uit het openbare leven. Hij overleed in 1825 in Amsterdam.
Verhandeling over eene wel ingerigte volksregeering[a] (1783)
Disputatio juris publici inauguralis de imperio populari caute temperato ...[b] (proefschrift, 1784)
Noodige ophelderingen op het bericht van schout en schepenen der stad Amsterdam, aan haar ed. gr. mog. de heeren Staaten van Holland en Westvriesland, in de zaake van mr. Jan Christ. Hespe en Jan Verlem[c] (toegeschreven, 1785)
Aanspraak van Zijne Excellentie den heere Raadpensionaris, Rutger Jan Schimmelpenninck, gedaan ter gelegenheid van het openen der eerste zitting der vergadering van Hun Hoog Mogende, vertegenwoordigende het Bataafsch Gemeenebest, op den 15 Meij 1805[d] (1805)
Dichterlijke beschouwing van den toestand mijns vaderlands voor, bij en na de aanvaarding van het raadpensionaris ambt, door Zijne Excellentie den heer Rutger Jan Schimmelpenninck, in den jaare 1805[e] (1805)
Literatuur
Theun de Vries, Rutger Jan Schimmelpenninck (1941; herdr. 1965)
A. Sixma van Heemstra-Schimmelpenninck: In de schaduw van Napoleon. Uit het persoonlijk leven van raadpensionaris Rutger Jan Schimmelpenninck (1961)
L.J. Rogier, 'Rutger Jan Schimmelpenninck, 31 oktober 1761 te Deventer geboren', in: Terugblik en uitzicht. Verspreide opstellen II (1964)
Leonard Plemp van Duiveland: Schimmelpenninck 1761-1825. Levensverhaal en tijdsbeeld (1971)
K. Jansma en M. Schroor (red.): 10.000 jaar geschiedenis der Nederlanden (1991)
E. Hagen, President van Nederland: Rutger Jan Schimmelpenninck 1761-1825 (2012)
De informatie op deze pagina, of een eerdere versie daarvan, is geheel of gedeeltelijk afkomstig van www.parlement.com. Overname was tot 1 februari 2016 toegestaan met bronvermelding.
Noten
↑Wichers, L. (1892) De Regeering van Koning Lodewijk Napoleon 1806-1810, p. 254
↑Blok, P.J. en Molhuysen, P.C. (1918) Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 4, p. 228
Gedigitaliseerde versies van Schimmelpennincks werken