Vroeger werd de plant "rondbladig wintergroen" genoemd.[1]
De plant wordt 10-35 cm hoog, vormt een bladrozet en heeft iets leerachtige, ronde tot eironde, glanzende, gekartelde bladeren.
Rond wintergroen bloeit van mei tot oktober met 0,6-1 cm lange, witte, klokvormige, zwak geurende bloemen. De bloeiwijze is een tros. De kelkslippen zijn lancet- of tongvormig. De stijl is S-vormig naar beneden gekromd en langer dan de bloemkroon. De stengelomvattende schutbladen zijn eirond tot lancetvormig.