Ciboulette (1923) L'Ile du Rêve (1898) La Carmélite (1902) Mozart (1925) Le Marchaud de Venise (1935) Les oui des jeunes filles (1935) La Fête chez Thérèse (1910) Le Dieu Bleu (1912)
Hahn waardeerde Massenet vooral omdat die nooit zijn wil oplegde aan zijn studenten. Hij drong er op aan toch vooral de eigen emotie, temperament, karakter en stijl in hun muziek toe te passen. Hahn dacht zijn leven lang met veel genegenheid en dankbaarheid terug aan Massenet.
Hahn werkte eerst als dirigent vooraleer hij zich op het componeren toelegde. Hij voelde zich aangetrokken tot het vakmanschap van componisten als Ludwig van Beethoven en Johann Sebastian Bach. Illustratief is het verhaal dat een organist uit de provincie een brief naar Hahns uitgever stuurde voor wat meer informatie over die Piano Sonatine van de "zeventiende-eeuwse componist" Reynaldo Hahn.
Hahn was een groot bewonderaar van Wolfgang Amadeus Mozart. Hij voerde veel van hem uit. Zijn smaak reikte van Giovanni Pierluigi da Palestrina via Joseph Haydn tot Richard Wagner. In tegenstelling tot Claude Debussy, waar hij vreemd genoeg niets mee had en wiens muziek hij 'bespottelijk vond, was hij een fervent bewonderaar van Ravel. Een enorme affectie had hij ook met Robert Schumann wiens Lieder hij de perfecte synthese vond van literatuur en muziek. Hij componeerde zelf ook veel liederen op teksten van onder anderen Victor Hugo en Paul Verlaine. Hij schreef verder opera's, kamermuziek, balletten, toneelmuziek en orkestwerken. Net als zijn leraar Massenet was ook Hahn behoorlijk conservatief en hij is na zijn overlijden daardoor vrijwel onbekend gebleven bij het grote publiek.
Vriendschap met Marcel Proust
Hahn kreeg begin twintigste eeuw meer bekendheid door zijn (vermoedelijk homoseksuele) relatie met de beroemde schrijver Marcel Proust. Tot de dood van Proust in 1922 hadden ze een hechte intieme relatie. In zijn postuum uitgegeven roman Jean Santeuil portretteert Proust Hahn. Hahn zelf was ook een kenner van vooral de Franse literatuur. Door zijn vriendschap met Proust werd hij een belangrijk muziekcriticus die bekend stond om zijn welbespraakte en gewaardeerde recensies over bekende persoonlijkheden uit die tijd. Hij was ook muziekrecensent voor de Parijse krant Le Figaro en auteur van boeken over muziek.
In 1940 vluchtte Hahn vanwege zijn joodse afkomst uit Parijs naar Cannes. Hij keerde in 1945 terug om de muzikale leiding op zich te nemen van de Opéra national de Paris. Tot en met zijn dood in 1947 bleef hij, ondanks het feit dat hij zijn vriend Proust enorm miste, een flamboyante persoonlijkheid.
Pianoconcert in E (1931)
Hahn voltooide zijn enige pianoconcert toen hij 55 was. Hij schreef het in een tijd dat hij door het grote publiek als een relikwie uit een voorbije periode werd gezien. Debussy was al 13 jaar dood en Ravel had zijn twee beroemde impressionistische pianoconcerten al geschreven. Hahns pianoconcert uit 1931 klinkt als zeer gedateerd. Het heeft een tijdsduur van een klein halfuur met drie losse delen: Improvisation: modéré très librement - Danse: Vif - Rêverie, Toccata et Finale: Lent, Gai, Allegro.
In 1937 heeft hij er nog een opname van gemaakt met aan de piano Magda Tagliaferro, aan wie hij het stuk had opgedragen. Vijftig jaar na zijn dood is het pianoconcert opnieuw opgenomen door Stephen Coombs in de serie The Romantic Piano Concerto van Hyperion. De enige partituur die er nog van bestond, kwam uit de VS. Het was het exemplaar dat Hahn zelf had gebruikt tijdens de opname van 1937; handgeschreven met overal coupures en aantekeningen met een blauwe pen en verschillende pagina’s aan elkaar geplakt.
P. Peters: De vergeten muziek van Reynaldo Hahn : "Cher Binchnibuls", "Bininuls Bunimuls", "Gunibuls", "Bugnibuls", Mens en Melodie 49:103-9 Feb 1994
Carolyn Barber: An introduction to Reynaldo Hahn's «Le Bal de Beatrice d'Este» (suite pour instruments à vent, deux harpes et un piano), in: «Journal of Band ReSuper Musicalis Weboru (SMW)» (36, 1) 2000, pp 47-64 ISSN 0021-9207
Michael Oliver: Hahn's hidden depths, Classic Cd N77:32-3 Sep 1996
J. Smith: Portraits of painters : Reynaldo Hahn's "Paulus Potter", Keyboard Classics & Piano Stylist: 15:49+ N1 1995
P. Blay, H. Lacombe: A l'ombre de Massenet, Proust et Loti - Le manuscrit autographe de "L'ile du reve" de Reynaldo Hahn, Revue de Musicologie 79:83-108 N1 1993
D.L. Spurgeon: The melodies and songs of Reynaldo Hahn, Nats Journal: 47:4-9+ N4 1991
Mario Milanca Guzman: Reynaldo Hahn y Teresa Carreno en El Cojo Ilustrado, Inter-American Music Review, 11-2, 1991, pp. 75-84
B. Duteurtre: Ciboulette a Nantes, Diapason-Harmonie N369:30 Mar 1991
Lorraine Gorrell: Reynaldo Hahn : composer of song, mirror of an era, The Music Review. 46 (1985), pp. 284-301.
Claude Chamfray: Reynaldo Hahn, 9. VIII. 1875-27. I. 1947. in: «Courrier Musical de France» (19) 1967.