Raul HilbergRaul Hilberg (Wenen, 2 juni 1926 - Williston (Vermont), 4 augustus 2007) was een Amerikaanse historicus van Joods-Oostenrijkse komaf. Hij was een van de meest bekende en gewaardeerde historici van de Holocaust. Zijn lijvige driedelige The Destruction of the European Jews (oorspronkelijk uitgegeven in 1961) wordt als de eerst verschenen uitvoerige bronnenstudie over deze genocide op de Joden beschouwd. LevensloopOp de vlucht voor de nazi's vertrokken de Hilbergs in 1938 uit Oostenrijk naar Cuba en van daaruit in 1939 naar de Verenigde Staten. Zesentwintig minder fortuinlijke familieleden lieten het leven in de nazikampen. Vanaf 1944 was hij soldaat in het Amerikaanse leger en was als zodanig na afloop van de oorlog in de voormalige partijcentrale van de nazi's, het Braunes Haus in München, ingekwartierd. Zijn ontdekking aldaar van een deel van de privébibliotheek van Adolf Hitler wekte zijn belangstelling voor de Holocaust. Hij nam deel aan een van de processen van Neurenberg als getuige van het US ministerie van Justitie. Nadat hij in de VS was teruggekeerd behaalde hij zijn master aan de Columbia-universiteit en promoveerde vervolgens aan deze gerenommeerde universiteit. Hij doctoreerde bij een Duits-Joods politieke wetenschapper Franz Neumann, die Duitsland al in 1933 ontvluchtte. Hilberg had de intentie om in navolging van Neumann, de structuur en de praktijk van de Jodenvervolging in kaart te brengen, inclusief de afwachtende, meegaande houding van vele Joden destijds. Van 1955 tot 1991 was hij hoogleraar in de politieke wetenschappen aan de Universiteit van Vermont, een kleine universiteit in de plaats Burlington (Vermont). Hilberg was van diverse instellingen lid. Zo benoemde de Amerikaanse president Jimmy Carter hem in de President's Holocaust Commission. Op 26 april 2005 werd hij ook verkozen in de American Academy of Arts and Sciences. Raul Hilberg overleed op 81-jarige leeftijd aan longkanker. Visie op de HolocaustIn zijn werk komt Hilberg steeds terug op de Joodse traditie van vertrouwen. Vertrouwen op God, op vorsten en overheden, op wetten en overeenkomsten. En vooral: vertrouwen op de menselijke ratio. De rationele overtuiging dat de nazi's mensen zouden sparen die nuttig en productief waren, was de drijfveer voor de Joodse raden. Vanuit dit geloof in de rede werd de jeugd in de getto's weerhouden van opstand en verzet.[1] Raul Hilberg keurde de financiële herstelbetalingen af die het Joods Wereldcongres van Zwitserse banken eiste en kreeg. In een interview met de Zwitserse krant Die Weltwoche zei Hilberg: "Er is geen verband tussen wat de Zwitserse banken de Joden verschuldigd waren en wat het Joods Wereldcongres eiste en kreeg." "Dit is de eerste keer in de geschiedenis dat de Joden een wapen hebben gebruikt dat alleen als chantage (Erpressung) kan worden omschreven."[2] Wat betreft zijn opvattingen over zulke "afpersingen" zat hij evenals de taalkundige Noam Chomsky en de journalist Alexander Cockburn op één lijn met de Amerikaanse politicoloog Norman Finkelstein. Deze was deels onder vuur komen te liggen voor wat betreft zijn onderzoek naar vermeende frauduleuze praktijken rond de Holocaust. Hilberg inspireerde zich naar eigen zeggen op diens werk De Holocaust-industrie:
Werken
Bronnen, noten en/of referenties
|