Ramp met ruimteveer Columbia
De ramp met ruimteveer Colombia vond plaats op 1 februari 2003. NASA verloor het contact met Spaceshuttle Columbia vijftien minuten voor de verwachte landing op het Kennedy Space Center in Florida. De shuttle had een wetenschappelijke vlucht STS-107 van zestien dagen uitgevoerd. Op ruim zestig kilometer hoogte brak de shuttle in delen uiteen en brokstukken van de shuttle kwamen onder andere terecht in de staat Texas. Voor het uiteenvallen liep de temperatuur van de romp van het ruimteveer sterk op. De temperatuurstijging van het middelste gedeelte van de romp bedroeg 32 °C in vijf minuten. Tegelijkertijd nam de luchtweerstand sterk toe. De oorzaak hiervoor bleek te zijn dat de linkervleugel van de shuttle langzaam uiteenviel als gevolg van een beschadiging aan het hitteschild. Het hitteschild beschermt de shuttle tegen de compressiehitte die optreedt als het voertuig de atmosfeer binnenkomt. Bij de lancering van de spaceshuttle op 16 januari, tachtig seconden na het vertrek, raakte een stuk isolatieschuim van de externe brandstoftank los. Dit raakte de voorrand van de linkervleugel en beschadigde daar een deel van het hitteschild. In deze vleugel deden zich zeven minuten voordat de shuttle uiteenviel de eerste problemen voor. De gebeurtenissen voor het ongeluk in chronologische volgorde:
OorzaakDe Columbia Accident Investigation Board (CAIB) heeft medio mei 2003 geconcludeerd dat de problemen van Columbia zijn begonnen met het losraken van een stuk isolatieschuim van de externe brandstoftank, 81,7 seconden na de lancering. Dit stuk schuim kwam met een harde klap tegen de voorrand van de vleugel, waarbij belangrijke, uit koolstofcomposiet bestaande panelen van het hitteschild werden beschadigd. De snelheid van het stuk schuim bedroeg circa 800 km/h en er werd een gat geslagen ter grootte van een koffer (1000 cm²). Wellicht werd ook een afdichting tussen de panelen beschadigd. Radarbeelden van de dag na de lancering lieten zien dat een gedeelte van het paneel of de afdichting van de shuttle vandaan dreef. Toen Columbia de atmosfeer weer binnenkwam kon het hete plasma dat de shuttle dan omhult de vleugel binnendringen, waarbij door de hitte verdere panelen werden aangetast. Bovendien sneed de hitte door de aluminium constructie van de vleugel, waardoor de linkervleugel desintegreerde. Hierdoor werd de shuttle instabiel en zette hij een draaiende beweging naar links in. Daardoor kwam de romp van de shuttle haaks op de bewegingsrichting te liggen. De romp kon de resulterende sterke vertragingskrachten niet aan waardoor de shuttle geheel uiteenviel. De onderzoekscommissie concludeerde op 27 augustus dat de NASA-cultuur mede debet aan het ongeluk is geweest, waarbij berichten van technici door de top van de organisatie werden genegeerd. De commissie oordeelde tevens dat de bemanning van de shuttle wellicht door een – riskante – reddingsoperatie gered had kunnen worden.[1] NASA had direct na de lancering echter al besloten dat een eventuele redding toch niet mogelijk was. Voordat de CAIB de officiële eindconclusie van het onderzoek naar buiten bracht werden ook andere mogelijke oorzaken voor het ongeluk genoemd:
Op 20 maart 2003 werd gemeld dat de zwarte doos in Texas was gevonden. BemanningDe bemanning van de laatste vlucht bestond uit twee vrouwen en vijf mannen, van wie een uit Israël:
Nederlandse experimentenTijdens de laatste vlucht van Columbia stonden tachtig experimenten op het programma, waarvan drie Nederlandse:
Bronnen, noten en/of referenties
|