Pieter van Geer
Pieter van Geer (Leiden, 27 juni 1841 - Den Haag, 3 oktober 1919) was een Nederlands wiskundige en hoogleraar aan de Universiteit Leiden. BiografiePieter van Geer werd op 27 juni 1841 geboren in Leiden als zoon van Pieter van Geer en Maria Catharina Cockuijt. Hij volgde aldaar lager onderwijs en in 1858 werd hij te Leiden ingeschreven als student Wiskunde. Vier jaar later promoveerde hij onder Frederik Kaiser op het proefschrift De geodetische lijnen op de ellipsoïde. Daarna werkte hij enige tijd in Delft. In 1867 werd hij op zesentwintigjarige leeftijd benoemd tot buitengewoon hoogleraar wiskunde en mechanica aan de Universiteit Leiden. Hiermee volgde hij David Bierens de Haan die een aanstelling als gewoon hoogleraar toebedeeld kreeg op. Van Geer aanvaardde zijn ambt met de rede De ontwikkeling van den geest, het hoogste doel van de beoefening der wiskunde. Hij gaf colleges over meetkunde maar ook over de theoretische mechanica. Enkele van zijn publicaties hadden betrekking op de levensverzekeringswiskunde. In 1877 werd zijn buitengewoon hoogleraarschap omgezet in een gewoon hoogleraarschap. Datzelfde jaar vervulde hij kortstondig de functie van rector magnificus. Gedurende het collegejaar 1882-1883 vervulde hij diezelfde functie nogmaals. In 1902 werd hij op eigen verzoek ontslagen en na zijn ontslag kreeg hij zijn portret aangeboden. In het jaar na zijn ontslag gaf hij nog enkele colleges over de geschiedenis van de wiskunde. Van 1881 tot 1907 was hij wiskundig commissaris bij de Algemeene Maatschappij van Levensverzekering en Lijfrente in Amsterdam. Hij overleed op 3 oktober 1919 in Den Haag. Publicaties (selectie)
Referenties
|