In 1958 werd Nørgård docent muziektheorie en compositie aan Det Fynske Musikkonservatorium te Odense en werkte in deze functie tot 1961. Vervolgens werd hij in dezelfde vakken docent aan zijn alma mater, het DKDM in Kopenhagen. Omdat hij het met de directie van het conservatorium niet eens werd over het toelatings- en opleidingsbeleid verhuisde hij in 1965 naar Det Jyske Musikkonservatorium te Aarhus, waar hij een compositieklas oprichtte, die zich al spoedig ontwikkelde tot een centrum voor een ideologievrije muziekopleiding in Noord-Europa. In 1995, na meer dan dertig jaren, trok Nørgård zich terug uit zijn functie als muziekpedagoog. Tot zijn bekendste leerlingen behoren de Deense componisten Karl Aage Rasmussen, Bent Sørensen, Hans Abrahamsen en Anders Nordentoft en de Zweedse operacomponist Hans Genfors.
Uendelighedsrække (Oneindigheidsreeks)
Nørgård heeft veel geleerd van de "door elektriciteit geleide energie", die zijn compositieleraar Holmboe hem bijbracht. Wat hen met elkaar verbindt was het Noordse en het Kosmische. Holmboes metamorfosetechniek – het idee van een 'muzikale kiemcel in onuitgezette organische verandering' (Rasmussen) – leek als gecreëerd voor een componist die zich aangetrokken voelde tot Oosterse klankvoorstellingen en de 'oneindige verbindingen tussen de dingen' onderzocht. Op zoek naar de "sensibele chaos" (Novalis) ontdekte Nørgård de door hem zo genoemde oneindigheidsreeks. Uitgaand van een aselectieve interval, kan deze – door een regelmatig voortzettingsprincipe – een eindeloze lijn in gang zetten, die zich losmaakt van verdere hiërarchieën van "zelf-gelijke" dochterreeksen: bouwstof voor 'fractale' klankstructuren. In het werk voor kamerorkest Rejse ind i den gyldne skærm (Reis in het gouden scherm) wordt het klankgebeuren dat zich quasi volgens natuurwetten ontplooit geleid door een dergelijke oneindigheidsreeks.
Adolf Wölfli
Reekshiërarchieën, het over- en ondertoonspectrum en ritmes naar het model van de gulden snede geven zijn muziek in de jaren zeventig een objectief karakter. Een expositie met schilderijen van Adolf Wölfli in het kunstmuseum Louisiana in Humlebæk ten noorden van Kopenhagen beïnvloedde hem en leidde omstreeks 1980 tot een nieuwe, subjectief-expressionistische werkperiode. In de 4e Symfonie en Indische Rozentuin en Chinese Heksenzee (1981) en in de opera Det guddommelige Tivoli ("De goddelijke kermis") (1982) zette Nørgård de schizofrene Zwitserse kunstenaar Wölfli neer als een blijvend "beschermd monument".
Toonzeeën
Golvende klankverlopen en 'toonzeeën' – ineengevlochten "stapels van kwinten, die telkens voorwaarts en achterwaarts aflopen" (Leif Thomsen) – doorspekken voornamelijk zijn werken uit de jaren negentig. Orgiastische klankkolken en pauzebreuken zijn het kenmerk van de 5e Symfonie (1990). Een belangrijk scheppingsmotief in de 6e Symfonie "...in het Rijk van het aflopen" was het onderzoek van een ongekende baswereld. Haar basis wordt gevormd door basfluit, contrafagot, bastrompet, contrabastrombone en contratuba. Toenemende en rollende klankgolven met een onrustig "binnenleven", overlappende verschillende tempo's, wisseling tussen ritmisch scherp gesneden motieven en glijdende camouflage geven het klankgebeuren een instabiel en meerduidig karakter.
Hij schreef (anno 2009) zes opera's, vijf balletten, acht symfonieën, andere orkestwerken, concerten, vocale muziek, koorwerken en een aanzienlijk oeuvre aan kamermuziek. Hij schreef ook filmmuziek.
Composities (selectie)
Werken voor orkest
Symfonieën
1953-1955 Symfonie nr. 1 "Sinfonia austera"
1970 Symfonie nr. 2
1972-1975 Symfonie nr. 3, voor 2 blokfluiten, 2 gemengde koren, orgel en groot orkest
(da) samen met Anker Fjeld Simonsen: Er temporelationer overtonerelationer? Prolog til naturvidenskabelig musikopfattelse eller blindgyde, Kommentar til "Havense Grundrone – (findes den?)" af Per Nørgård. in: Dansk Musikridsskrift. 60 (1985/86), p. 91-93.
(da) Havenes grundtone (findes den?). in: Dansk Musiktidsskrift. 59 (1984/85), p. 294-296.
(da) "At handle, eller ikke at handle". Is that a question? Refleksioner over to operaer., in: Nutida Musik. 26 (1982/83), Nr. 3, S. 3-6.
(da) samen met Henning Urup, Bjørn Dinna, Ivan Hansen: Forholdet mellem musik og dans – Specielt belyst ud fra en analyse af "Tidligt Forars Danse" af Per Nørgård og Dinna Bjern, in: Musik og Forskning. 7 (1981), p. 191-239.
(da) samen met Sven Erik Werner: Om manen, tilvaerelsen og sidan ..., in: Dansk Musiktidsskrift. 44 (1969), p. 72-75.
(da) Rundtomkringogallevegne: i "Labyrinten", in: Dansk Musiktidsskrift. 42 (1967), p. 68-70.
(en) Stewart Gordon: A History of Keyboard Literature. Music for the Piano and its Forerunners, New York: Schirmer Books, 1996, 566 p., ISBN 978-0-534-25197-0
(da) Gerhard Schepelern: Operaens historie i Danmark 1634-1975, Kobenhaven: Rosinante, 1995, 366 p., ISBN 87-161-4112-1
(da) Karl Aage Rasmussen: Noteworthy Danes: portraits of eleven Danish composers, Copenhagen: Edition Wilhelm Hansen AS, 1991. 118p., ISBN 87-598-0526-9
(en) Knud Ketting: Danish music after Carl Nielsen, Copenhagen: Danish Music Information Centre, 1990
(da) Erling Kullberg: Per Nørgård og den delte opmaerksomhed, in: Festskrift Søren Sørensen: 1920 29. september 1990, red.: Finn Egeland Hansen, København: D. Fog, 1990. 310 p.
(da) Erling Kullberg: Den hierarkiske musik: en introduktion til Per Nørgårds kompositionsteknik omkring midten af 70'erne, in: Dansk Musiktidsskrift. 52 (1977/78), p. 97-105.
(en) David Arthur Moore: Part I: Winter concerto for tuba and wind orchestra (original composition) – Part II: Per Noergaard's "Spell" for clarinet, cello and piano – an analysis, Eastman School of Music (Rochester, N.Y.). 1986 (dissertatie)).
(en) Jean Christensen: Per Nørgård's works for early music ensemble, Journal of the Viola da Gamba Society of America. 22 (1985), p. 35-41.
(da) Danske komponister af i dag, en vaerkfortegnelse, Kopenhagen: Dansk Komponistforening, 1983
(en) Composium annual index of contemporary compoitions, Los Angeles: Crystal Record, 1983
(da) Birgit Bjornum: Per Nørgårds kompositioner: en kronologisk-tematik fortegnelse over vaerkerne 1949-82, Kopenhagen: William Hansen 1983. 247 p.
(da) Erling Moldrup: Noter fra en musiker-nogle guitarvaerker af Per Nørgård, Dansk Musiktidsskrift. 57 (1982/83), p. 26-31.
(da) Hans Gefors: En skiss av innehallet i Per Nørgårds musik, in: Nutida Musik. 22 (1978/79) H. 2, p. 49-55.
(da) Nils Schiorring: Musikkens historie i Denmark, Bind 3 (1870-1970), Kopenhagen: Politikens Forlag, 1978
(pl) Zbigniew Piotrowski: "Seria nieskonczona" Pera Nørgårda (Per Nørgårds "unendliche Serie"), in: Ruch Muzyczny. 21 (1977), nr. 5, p. 5-7.
(da) Bayan Northcott: Per Nørgårds Tredje Symfonia view from abroad, in: Dansk Musiktidsskrift. 51 (1976/77), p. 145-151.
(en) John H. Yoell: The nordic sound: explorations into the music of Denmark, Norway, Sweden, Boston: Crescendo Publishing Co., [1974], viii, 264 p.
(da) Lars Bisgaard: Per Nørgårds 2. Symfoni: en rejsebeskrivelse, in: Dansk Musiktidsskrift. 49 (1974/75), p. 28-31 en 57-61.
(da) Poul Nielsen: Abent brev til Per Nørgård, in: Dansk Musiktidsskrift. 48 (1973/74), p. 8-10.
(da) Goran Bergendal: Tids och rumslosa konstanter. Samtal med Per Nørgård om hans komposition Te Deum, in: Nutida musik. 16 (1972/73) H. 4, p. 15-17.
(da) Jørgen I. Jensen: Nogle indfaldsveje til Per Nørgårds "canon", in: Dansk Musiktidsskrift. 47 (1972/73), p. 128-130, 160-163, 188 en 190.
(de) Ib Planch Larsen: Porträt Per Nørgård, Melos. 39 (1972), p. 220-222. Noseda, Gustavo Adolfo
(da) Bo Holten, Kire Hansen: Rejsen md i den gyldne skaerm: en analyse af Per Nørgårds vaerk i to satser for kammerorkester, in: Dansk Musiktidsskrift. 46 (1971), p. 232-236.
(de) Peter Hoch: Per Nørgård – Ein Komponist und seine Beziehungen zum Akkordeon, in: Der Volksmusiklehrer. 18 (1969), p. 96-104.
(en) Vagn Kappel: Contemporary Danish composers against the background of Danish musical life and history, Kopenhagen: Det Danske Selskab, 1967
(da) Mogens Andersen: Per Nørgårds "Konstellationer", in: Dansk Musiktidsskrift. 34 (1959), p. 138-144.
(da) Helmer Norgaard: Mens vi venter ... Per Norgaard's debut, Norsk Musikkultur. 5 (1956), p. 43-45.