Paul Wirz

Paul Wirz (Moskou, 29 mei 1892 - Ulopo, Papoea-Nieuw-Guinea, 30 januari 1955) was een Zwitserse antropoloog en een verzamelaar van etnografische objecten.

Beginjaren

Paul Wirz werd geboren in Moskou waar zijn vader een industrieel ondernemer was. Aanvankelijk studeerde hij een korte tijd technische wetenschappen in Zürich, maar deze richting bleek hem al snel te vervelen. Met zijn romantische inborst verlangde hij naar verre oorden, naar ‘vrijheid’ die het gecompliceerde en jachtige leven in Europa hem niet kon bieden, en naar een eenvoudig maar afwisselend bestaan dat hij dacht te vinden bij de in ongerepte staat levende ‘natuurvolken’ in de tropen. In Zürich had Wirz al kennisgemaakt met de antropologie door colleges te volgen bij twee hoogleraren in deze discipline, maar zijn groeiende ongedurigheid om de wijde wereld in te trekken had hem weerhouden een studie in dit vak te voltooien. Dat deed hij pas na zijn terugkeer uit Nieuw-Guinea, waar hij op eigen kosten antropologisch veldwerk zou verrichten

Veldwerk

Het was 1915 en hij wilde weg. Zijn keuze viel op Nederlands-Nieuw-Guinea, het enige grondgebied in de Stille Oceaan van een neutrale mogendheid tijdens de Eerste Wereldoorlog. De toegang tot Engels, Frans en Duits koloniaal bezit daar zou hem waarschijnlijk zijn geweigerd of voor veel diplomatieke rompslomp hebben gezorgd. Nu was Nieuw-Guinea een weinig aantrekkelijk oord om te vertoeven maar Wirz bleek er de juiste man op de juiste plaats te zijn. Met zijn vrouw en met de erfenis van zijn overleden ouders op zak kwam hij terecht op de tussenstop Java. In Buitenzorg (nu Bogor) kon hij al ruimer ademhalen en vond hij alles wat hij in Europa miste: 'zon, beweging en niet dat eeuwige binnenzitten, die regen en die sneeuw'. De 23-jarige Wirz bleek voor geen kleintje vervaard en vestigde zich aan de wilde zuidkust van Nederlands-Nieuw-Guinea, waar de daar levende Marind-anim, berucht als fervente koppensnellers, al enigszins onder de invloed stonden van bestuur en missie, die hun hoofdposten hadden in Merauke. Vooral door de missionarissen werd Wirz wegwijs gemaakt, in het bijzonder door Petrus Vertenten die al vijf jaar in het gebied verbleef en een groot inzicht had verworven in de taal en cultuur van de Marind. Wirz zou er enkele jaren verblijven en over de Marind-anim zijn meerdelige magnum opus schrijven. Ook in andere Papoea-culturen deed Wirz uitgebreid onderzoek, zoals bij de bewoners van het Sentanimeer en als deelnemer van de Centraal Nieuw-Guinea Expeditie naar het noordelijke Centrale Bergland in het Nederlandse westelijke deel, en in het stroomgebied van de rivier de Sepik en aan de kusten van de Golf van Papoea in het destijds Australische oostelijke deel van het eiland.

Wirz verrichtte ook veldwerk in Indonesië, India, Sri Lanka, Japan, Ethiopië en het Caribisch gebied. Maar steeds keerde hij terug naar Nieuw-Guinea, waar zijn hart lag; zijn voornaamste wetenschappelijke bijdragen betreffen dan ook de Papoea-culturen, die toen al ingrijpend aan het veranderen waren. Met onderbrekingen was Wirz veertig jaar bezig met reizen en veldwerk. Hij stierf aan een hartverlamming tijdens zijn laatste onderzoek in Papoea-Nieuw-Guinea, waar hij ook begraven is.

Wetenschappelijke betekenis

Wirz is nooit verbonden geweest aan een universiteit. Als een rusteloze wetenschappelijke zwerver had hij een hartgrondige hekel aan alle academische plichtplegingen. Ook was hij geen aanhanger van een wetenschappelijke theorie of school. Vandaar dat voor hem, als theorieloze eclecticus, in de academische geschiedenis van de antropologie nauwelijks een plaats is toebedeeld. Veel later werd zijn etnografisch werk bij de Marind-anim opnieuw bewerkt - en nu ingepast in een solide wetenschappelijk kader - door de Nederlandse antropoloog Jan van Baal in diens vuistdikke studie Dema. Niettemin is Wirz bekend gebleven, niet zozeer in universitaire kringen maar vooral bij museumconservatoren. Wirz' kracht lag in het verzamelen van etnografische feiten en vele duizenden, vaak unieke objecten, die hij voor het merendeel belangeloos schonk aan Zwitserse, Duitse en Nederlandse volkenkundige musea. De grootste Wirz-verzameling is te vinden in het Museum der Kulturen in Bazel; zijn privécollectie - ruim 800 objecten - schonk hij kort voor zijn dood aan het Tropenmuseum in Amsterdam. Een aantal stukken is daar permanent tentoongesteld. Ook het Rijksmuseum Volkenkunde in Leiden heeft een aantal voorwerpen dat door Wirz is verzameld.

Paul Wirz was ook een verdienstelijk fotograaf. Een groot deel van zijn vele veldfoto's wordt bewaard in het Metropolitan Museum of Art in New York.

Bibliografie

  • Die Marind-anim von Holländisch-Süd-Neu-Guinea. (4 delen in 2 banden). Hamburg, L. Friederichsen & CO, 1922-1925 (in een band onvertaald herdrukt in 1978 door Arno Press, New York).
    • Bd. 1, Teil 1: Die materielle Kultur der Marind-anim. 1922
    • Bd. 1, Teil 2: Die religiösen Vorstellungen und die Mythen der Marind-anim, sowie die Herausbildung der totemistisch-sozialen Gruppierungen. 1922
    • Bd. 2, Teil 3: Das soziale Leben der Marind-anim. 1925
    • Bd. 2, Teil 4: Die Marind-anim in ihren Festen, ihrer Kunst und ihren Kenntnissen und Eigenschaften. 1925
  • Der Totenkult auf Bali. Stuttgart, Strecker u. Schröder 1928
  • Dämonen und Wilde in Neuguinea. Stuttgart 1928
  • Der Reisbau und die Reisbaukulte auf Bali und Lombok. Leiden 1929
  • Bei liebenswürdigen Wilden in Neuguinea. Stuttgart, Strecker & Schröder 1929
  • Nias die Insel der Götzen; Bilder aus dem westlichen Insulinde. Zürich, Orell Füssli 1929
  • Wildnis und Freiheit. Aus dem Tagbuch eines Weltvaganten. Stuttgart, Strecker und Schröder 1933
  • Exorzismus und Heilkunde auf Ceylon. Bern, Huber 1941
  • Einsiedler auf Taprobane. Geschichte dreier Inseln. Bern, Huber 1942
  • Weltvagant im Urwald und auf der Savanne. Zürich, Universum Verlag 1953
  • Die Ainu. Sterbende Menschen im Fernen Osten. München, Basel, Reinhardt 1954
  • Kataragama, die heiligste Stätte Ceylons. Basel, Birkhäuser 1954
  • Kunst und Kult des Sepik-Gebietes (Neu-Guinea). Amsterdam, Koninklijk Instituut voor de Tropen, 1959.

Literatuur

  • Baal, J. van, Dema; Description and Analysis of Marind-Anim Culture (South New Guinea). The Hague: Martinus Nijhoff, 1966.
  • Duuren, David van, et al., Oceania at the Tropenmuseum. Amsterdam: KIT Publishers, 2011, pp. 146-152 ('The Wirz Collection').
  • Emst, P. van, In de ban der voorouders. Amsterdam, 1958 [Koninklijk Instituut voor de Tropen No. CXXIX, Afdeling Culturele en Physische Anthropologie No. 59].
  • Kaufmann, Chr., 'Paul Wirz and the appreciation of New Guinea art', in: S. Greub (ed.), Art of Northwest New Guinea; From Geelvink Bay, Humboldt Bay and Lake Sentani. New York: Rizolli, 1992, pp. 141-153.
  • Ploeg, Anton, ‘Observations on the value of early ethnographic reports: Paul Wirz’s research in the Toli Valley, Irian Jaya, in 1921’, in: Zeitschrift für Ethnologie 122, 1997, pp. 209-228.
  • Schmidt, Andrea E., Paul Wirz: ein Wanderer auf der Suche nach der "wahren Natur". Basel, Ethnologisches Seminar der Universität und Museum der Kulturen 1998. (Basler Beitrage zur Ethnologie, Bd. 39); ISBN 3-85977-230-9
  • Zürcher, Renatus, Der Wilde Weisse: eine Familiensaga ohne Ende. Frauenfeld: Huber, 2009.

Film (dvd)

  • Renatus Zürcher: Der Wilde Weisse (The White Savage), documentaire, 80 min, d/e. Point de vue DOC, in samenwerking met Schweizer Fernsehen, 2007.