Paul Wendland

Paul Wendland

Paul Wendland (Hohenstein, 17 augustus 1864 - Göttingen, 10 september 1915) was een Duits classicus, die zich met name met Philo van Alexandrië en de culturele aspecten van het Hellenisme heeft beziggehouden.

Leven

In 1877 verhuisde de familie van Johann Theodor Paul Wendland naar Berlijn, alwaar hij het Gymnasium bezocht en vervolgens drie semesters aan de universiteit colleges klassieke talen volgde bij Johannes Vahlen en Adolf Kirchhoff. Daarna liep hij 2 jaar college in Bonn, bij Herrmann Usener, Franz Bücheler en Herrmann Diels. Hier behaalde hij de eerste prijs met een inzending over Cicero's Pro Cluentio[1]. Bij Diels promoveerde hij in 1886 op Musonius Rufus. In 1887 behaalde hij weer een eerste prijs, ditmaal bij een prijsvraag met als onderwerp Philo's De Opifico Mundi.

Na zijn studie was hij tot 1902 leraar. Vervolgens doceerde hij aan de universiteit van Kiel tot 1906, daarna drie jaar aan de universiteit van Breslau, en vervolgens tot aan zijn vroege dood in Göttingen.

Werk

Wendlands bekendste werk is de Die hellenistisch-römische Kultur in ihren Beziehungen zu Judentum und Christentum[2]. Hij geeft hierin een weergaloos panorama van de geestelijke ontwikkelingen binnen het Hellenisme. Hij schetst deze ontwikkelingen over de gehele breedte van de gehelleniseerde wereld, waar het Romeinse Rijk onderdeel van is. Het gaat dan om aspecten als toenemende individualisering en kosmopolitisering en de spirituele/regligieuze beleving van de mensen in de wereld na de dood van Alexander de Grote. Hierbij komen onderwerpen aan de orde als de opkomst van de filosofische diatribe (waarmee de filosofie een wijdere verspreiding krijgt), de verspreiding van de Mithras-religie, het Gnosticisme, de Tweede sofistiek en de kanonieke en apocriefe geschriften van het Nieuwe Testament. Hij bedt het opkomende Christendom dus in in de Hellenistische kultuur[3]. Het Christendom vond enerzijds de mentaliteit reeds door de Stoa geprepareerd[4], en is anderzijds zelf door de stoïsche moraal beïnvloed. Verder heeft de kerk gebruikgemaakt van het Neoplatonisme in haar theologie waar het de hemelse hiërarchieën betreft[5].

Wendland ziet het Hellenisme ook als de bemiddelaar tussen de klassieke Griekse cultuur en de 'moderne' kultuur: omdat wij door het Hellenisme gevormd zijn, is de klassiek Griekse oudheid voor ons begrijpelijk. Bestudering van het Hellenisme is dus ook een bestudering van onze eigen wortels.

Verder is Wendland bekend van zijn editie van de werken van Philo (samen met Leopold Cohn en Siegfried Reiter). Tevens heeft hij bijgedragen aan de Einleiting in die Altertumswissenschaft van Alfred Gercke en Eduard Norden, en aan de uitgave van de Griekse commentaren op Aristoteles.

Bibliografie (selectie)

  • Quaestiones Musonianae. De Musonio Stoico Clementis Alexandrini aliorumque auctore. Dissertatie bij Herrmann Diels, over de invloed van Musonius op Clemens Alexandrinus, Tertullianus en anderen. Berlijn 1886.
  • Aristeae Ad Philocratem epistula cum ceteris de origine versionis LXX interpretum testemoniis, Ludovici Mendelsohn schedis usus. Teubner-uitgave van de brief van de zg. Brief van Aristeas, samen met andere getuigenissen over het ontstaan van de Septuagint vertaling, voortbouwend op het voorbereidende editie-werk van Ludwig Mendelssohn. Leipzig 1900.
  • Christentum Und Hellenismus in Ihren Litterarischen Beziehungen. Voordracht gehouden te Straatsburg. Leipzig, 1902.
  • Die Schriftstellerei des Anaximenes von Lampsakos. Berlin 1904. (Dit werk gaat niet over de filosoof Anaximenes maar over de gelijknamige redenaar uit de 4e eeuw voor Chr.)
  • Anaximenes von Lampsakos: studien zur ältesten geschichte der Rhetorik. Festschrift für die XLVIII. Versammlung deutscher Philologen und Schulmänner in Hamburg. 1905.
  • Die hellenistisch-römische Kultur in ihren Beziehungen zu Judentum und Christentum, Tübingen 1912.
  • (Samen met Otto Kern): Beiträge zur Geschichte der griechischen Philosophie und Religion. Leipzig 1895. Hierin van Wendland zelf: Philon und die kynisch-stoische Diatribe.
  • (Samen met Leopold Cohn en Siegfried Reiter): Philonis Alexandrini opera quae supersunt, Berlijn, 1886-1906. 7 delen. Kritische uitgave van het werk van Philo van Alexandrië.
  • Michael Ephesius, in parva naturalia commentaria (onderdeel van de Commentaria in Aristotelem Graeca), Berlin 1903.
  • Themistii Sophoniae in parva naturalia commentaria (onderdeel van de Commentaria in Aristotelem Graeca), Berlin 1903.
  • Die griechische Prosa. In: Gercke/Norden, Einleiting in die Altertumswissenschaften. (Leipzig/Berlin 1910).
  • Die römisch-christliche Literatur. In: Gercke/Norden, Einleiting in die Altertumswissenschaft. Leipzig/Berlin 1910.
  • Hippolytus, Refutatio omnium haeresium. Uitgave, als onderdeel van de serie Die griechischen christlichen Schriftsteller der ersten drei Jahrhunderte , Leipzig 1916.

Voetnoten

  1. Zie de Lebenslauf des klassischen Philologen Paul Wendland, afgedrukt in zijn dissertatie.
  2. Samen met het vervolgdeel getiteld: Die urchristlichen Literaturformen.
  3. Het boek verscheen als onderdeel van een meedelig handboek tot het Nieuwe Testament.
  4. Die Kirche fand das Bewußtsein der Gebildeten von stoischer Religiosität und Moral beherrscht vor.
  5. Der Neuplatonismus hat sehr wesentlich zur Ausgestaltung ihrer himmliche Hiërarchie beigetragen. Hierbij dient men te denken aan de diverse 'lagen' die het neoplatonisme postuleerde tussen het Ene en de wereld om ons heen.