In 1928 overleed Hubers moeder en kort erna zijn vader als gevolg van een vleesvergiftiging. De boerderij van de ouders werd verkocht en de negen kinderen werden bij ooms, tantes en bekenden van de familie ondergebracht. Huber kwam terecht bij een kinderloos echtpaar in hetzelfde dorp, de bankier Alfons Stolz-Elser en zijn vrouw Hedwig, die hem liefdevol steunden. Zijn eerste piano- en theorielessen kreeg hij van Helen Tuason in Wil, die een leerling van Emil Frey was.
Huber volgde pedagogiekstudies aan een College in het kanton Wallis in 1933. Daarnaast kreeg hij pianolessen en werkte ook in het studentenharmonieorkest mee. Verder studeerde hij aan het St. Antonius College in Appenzell. Ook hier kreeg hij piano- en orgellessen en speelde in het studentenorkest en zong in het studentenkoor mee. Hier schreef hij zijn studentenliederen en vond de première van zijn motet Tantum ergo in de kloosterkerk plaats.
Tot zijn eindexamen studeerde hij aan het St. Fidelis College in Stans, waar hij meerdere stukken voor koor en harmonieorkest schreef, die door studenten uitgevoerd werden. Naast kamermuziek componeerde hij zijn eerst orkestwerk, een Hymnische Musik auf den Frühling.
Gedurende zijn militaire dienst schreef hij ook militaire marsen. In die tijd had hij de beslissing genomen om muziek te gaan studeren.
In de tijd na de Tweede Wereldoorlog had hij ook als componist zijn eerste successen. Zijn mis Messe zu Ehren des heiligen Gallus ontving van de St. Gallischer Diözesan-Cäcilienverband de 3e prijs in een compositieconcours. De Konzert Ouvertüre voor harmonieorkest ging op het St. Gallische Kantonalmusikfest in Altstätten met succes in première. De verantwoordelijken van het Eidgenössische Musikfest te Sankt Gallen gaven hem de opdracht een werk voor hun festival te schrijven. Dat werd het werk Frau Musika. Deze compositie droeg bij aan zijn bekendheid over de Kantonsgrenzen heen en in het buitenland.
Zijn oeuvre omvat liederen voor school-, kinder-, vrouwen-, mannen- en gemengde koren. Hij componeerde talrijke motetten, cantates, oratoria, gelegenheidsmuziek, een kameropera, een zangspel, symfonieën en kamermuziek. Noemenswaardig zijn ook zijn composities voor harmonie- en fanfareorkesten en brassbands.
Huber wordt begraven op het Ostfriedhof in St. Gallen. Zijn vrouw Hedi, geboren Gähwiler (1928-2009) vond haar laatste rustplaats aan zijn zijde.
Wolfgang Suppan, Armin Suppan: Das Neue Lexikon des Blasmusikwesens, 4. Auflage, Freiburg-Tiengen, Blasmusikverlag Schulz GmbH, 1994, ISBN 3-923058-07-1
Schweizer Komponisten unserer Zeit; Biographien; Werkverzeichnisse mit Discographie und Bibliographie, Winterthur: Amadeus, 1993, 470 p.
Paul E. Bierley, William H. Rehrig: The Heritage Encyclopedia of Band Music - Composers and Their Music, Westerville, Ohio: Integrity Press, 1991, ISBN 0-918048-08-7
Joachim Buch: Paul Huber - Schweizer Komponist von internationalem Rang, in: CLARINO - Internationale Zeitschrift für Bläsermusik, oktober 1990, pp. 17 - 19
Herbert Frei: Schweizer Märsche schweizer Marschkomponisten - Ein Lexikon, Mellingen: Verlag Herbert Frei, 1988. ISBN 978-3-90565-501-8
Hans Steinbeck, Mathes Seidl: Compositeurs suisses de notre temps, Winterthur: Amadeus Verlag, 1983. 247 p.