PatroontekenenPatroontekenen is het uittekenen van een kledingstuk in vlakke vorm op papier, zodat het aldus verkregen patroon gebruikt kan worden om een kledingstuk in de betreffende vorm te knippen en vervolgens in elkaar te zetten. In de meeste gevallen wordt uitgegaan van standaard patronen die aangepast worden aan de maten van de persoon voor wie het kledingstuk bestemd is.[1] Hiervoor bestaan verschillende methodes. In de haute couture worden de patronen anders gemaakt. Bijvoorbeeld kan de stof direct gedrapeerd of geknipt worden rond een paspop (moulage), en vervolgens aan elkaar genaaid. Na het weer lostornen wordt het patroon gemaakt vanaf de losse stukken stof. Voor het leren patroontekenen kan men een opleiding aan een modevakschool[2][3] of hogeschool[4] volgen, maar er zijn ook kortere, gespecialiseerde cursussen.[5] Iemand die van het patroontekenen haar beroep heeft gemaakt wordt coupeuse genoemd. MethodesEr bestaan verschillende methodes voor patroontekenen:
Deze systemen zijn er met name op gericht om een bestaand patroon aan te kunnen passen aan de maten van de persoon waarvoor de kleding wordt gemaakt. Ook worden standaard onderdelen aan elkaar gemaakt, bijvoorbeeld verschillende types mouwen aan hetzelfde lijf voor een jurk of blouse. Vroeger werden patronen met een speciale, aan één kant gekromde liniaal getekend. Tegenwoordig werkt men hiervoor met een computer,[12] met CAD, net zoals bij andere manieren van technisch tekenen. Er bestaan verschillende softwarepakketten voor patroontekenen, zoals PatternMaker[13], PatternDesign[5], Modaris, PGS-mode en Accumark.[14] Ook wordt wel Adobe Illustrator gebruikt.[15] Na het ontwerpen van het patroon op een computer is het nog nodig om het patroon op groot formaat uit te printen. DraagcomfortBij het tekenen van het patroon moet niet alleen rekening worden gehouden met de maten van de persoon voor wie het kledingstuk bestemd is, maar ook met het draagcomfort. Een prettig zittend kledingstuk bevat voldoende bewegingsruimte. Een nauwsluitend lijf van een blouse heeft weinig bewegingsruimte; een overjas heeft veel ruimte.[16] Het modebeeld heeft veel effect op de bewegingsruimte die in kleding wordt gebracht. De bewegingsruimte van een kledingstuk wordt met termen aangegeven zoals nauwsluitend (3-6 mm ruimte), half passend, losse pasvorm (rond 14 cm ruimte) of oversized (zeer wijd). VoeringVoor het tekenen van de voering zijn aanpassingen aan het patroon. Voor kledingstukken met een beleg moet men rekening houden met de methode waarop de voering op het beleg wordt vastgezet. De afmetingen van het beleg moeten dan uit het patroon worden weggelaten.[17] Ook wordt de voering bij de mouwen en aan de onderzijde van het kledingstuk korter; de zoomtoeslag moet daarbij worden weggelaten. Details als figuurnaden worden vereenvoudigd, en bijvoorbeeld vervangen door een enkele naad in de rug van een jas of rok. Maar wel geldt dat de voering een paar millimeter ruimer moet zijn, zodat de stof niet strak trekt. MaatnemenOm een patroon te kunnen tekenen moet er eerst een idee bestaan over hoe het kledingstuk eruit moet zien. Vervolgens neemt men de maat van de persoon voor wie het uiteindelijke kledingstuk bedoeld is. Meestal wordt een basispatroon,[18] voor een jurk, blouse, rok of pantalon, aangepast aan de maten van de persoon of aan het specifieke ontwerp. Basispatronen zijn over het algemeen gebaseerd op standaard confectiematen. Om te kunnen patroontekenen moet een persoon beschikken over driedimensionaal inzicht, om zich voor te stellen hoe een platte lap stof naar een driedimensionaal kledingstuk kan worden omgevoerd. Over het algemeen worden in elk geval de bovenwijdte, taille en heupwijdte opgemeten. Bovenwijdte en heupwijdte zijn bepalend voor de confectiemaat. Afhankelijk van het soort kledingstuk worden de volgende maten genomen:[1]
Bij wijdtematen wordt het meetlint horizontaal, evenwijdig aan de vloer gehouden[16]; bij lengtematen houdt men het meetlint vertikaal (loodrecht op de vloer). BenodigdhedenVoor patroontekenen is uiteraard papier nodig met grote afmetingen. Het moet stevig papier zijn dat niet te snel scheurt en het moet makkelijk te knippen zijn. Soms wordt transparant papier gebruikt om patronen van een voorbeeld over te trekken.[17] Daarnaast zijn de volgende benodigdheden nodig:[17]
Commercieel verkrijgbare patronenKant-en-klare patronen worden verkocht als knippatroon van papier. Een voorbeeld van tijdschriften over knippatronen zijn Marion,[19] Knipmode, Vogue en Burda Moden (in Nederland kortweg "de Burda" genoemd) van de Duitse uitgeefster Aenne Burda. Een tijdschrift voor handwerken uit de jaren 70 heette Ariadne. Gebruik van het patroon bij het maken van kledingDe persoon die het kledingstuk wil maken moet de onderdelen van het patroon dan uitknippen en op de stof leggen. Vervolgens wordt de stof geknipt, waarbij een rand voor de zomen en naden wordt meegeknipt (de zogeheten naadtoeslag), waarna het kledingstuk in elkaar gezet kan worden. Bij sommige patronen is de naadtoeslag in het patroon meegenomen, bij andere moet deze worden bijgedacht, zodat bij het knippen om het patroon heen geknipt moet worden. Om papier te besparen, worden meerdere delen van het kledingstuk vaak over elkaar heen gedrukt. Het patroon moet dan met kalkeerpapier en een radertje op de stof worden overgebracht. Vaak zijn ook meerdere maten van hetzelfde kledingstuk aangegeven. Voor het overbrengen van de tekening op de stof is nodig:
MarkeringenOp patronen voor kleding worden diverse markeringen aangegeven die van belang zijn voor het knippen van de stof of voor het in elkaar zetten van het kledingstuk.[16]
Zie ookZie de categorie Sewing patterns van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
Bronnen, noten en/of referenties
|