Otis Spann
Otis Spann (Jackson, 21 maart 1930 - Chicago, 24 april 1970)[1][2][3][4] was een Amerikaanse bluesmuzikant (zang, piano). BiografieSpanns biologische vader Friday Ford was een plaatselijk bekende pianist en zijn moeder heette Josephine Erby en speelde gitaar en zong. Ze had o.a. samen gespeeld met Memphis Minnie en Bessie Smith. Spann leerde het pianospel van zichzelf. Nog geen 10 jaar oud speelde hij piano en orgel in de kerk van zijn stiefvader. Met zijn neef, de pianist Johnnie Jones (1924-1964), die later opnamen maakte met Elmore James, speelde hij in zijn tienerjaren in bars en op feesten. Tussen 1947 en 1951 vervulde Spann zijn militaire dienstplicht in Japan en Duitsland. Daarna was hij lang pianist in de band van Muddy Waters, en in feite had hij de band nooit helemaal verlaten, ook niet toen hij zijn eigen combo formeerde. Al vroeg in de jaren 1950 bewees hij zich als hoofdstudiopianist van Chess Records in Chicago. Daar begeleidde hij o.a. Howlin' Wolf, Bo Diddley en Chuck Berry. In 1958 speelden Spann en Muddy Waters samen met de band van de Britse trombonist Chris Barber tijdens een Britse tournee. In 1960 nam Spann voor Candid Records een lp op met Robert Junior Lockwood, die bij critici hoog aangeprezen stond en als een van zijn beste geldt. Tijdens de American-Folk-Blues-Festival-tournee nam hij in oktober 1963 een soloplaat op voor Storyville in Kopenhagen, met alleen zang en piano. Op dezelfde dag begeleidde hij Lonnie Johnson, die voor hetzelfde label een lp opnam. In 1965/1966 nam hij onder zijn eigen naam opnamen op voor Testament Records (solo en met de drummer Robert Whitehead). In 1966 begeleidde hij Johnny Shines, Eddie Taylor en Floyd Jones bij hun publicaties bij hetzelfde label. In 1965 nam de toenmalige bezetting van de Muddy Waters Band een album op voor Prestige Records. Muddy Waters zelf trad bij deze opnamen op als Dirty Rivers wegens een exclusief contract met Chess Records. Hoewel de plaat onder Spanns naam werd uitgebracht, was James Cotton gelijkwaardig frontman. De hele jaren 1960 waren zeer productief voor de studiopianist Spann. Naast zijn bezigheid voor Chess Records nam hij onder zijn eigen naam op voor Vanguard Records met een complete band en enkel de drummer S.P. Leary, nam hij als lid van de Muddy Waters Band lp's op met John Lee Hooker voor Bluesway en met Big Mama Thornton voor Arhoolie Records. Bij het laatste label speelde hij in 1968 piano op een lp van de gitarist en mandolinespeler Johnny Young. Eind jaren 1960 speelde hij op albums van Buddy Guy, Peter Green en Fleetwood Mac. Sinds zijn scheiding van Muddy Waters ondersteunde hij zijn echtgenote Lucille Spann bij haar zangcarrière. Zijn laatste muzikale accenten zette hij op Southside Blues Jam (Delmark Records) van de zanger en bluesharpspeler Junior Wells. Het muziektijdschrift Rolling Stone wijdde een lang artikel aan hem. OverlijdenDrie maanden later, in april 1970, overleed Spann op 40-jarige leeftijd aan de gevolgen van kanker. DiscografieAlbums
DVD's
Bronnen, noten en/of referenties
|