Mol-Centrum
Mol of formeel Mol-Centrum is de hoofdplaats van de uitgestrekte gemeente Mol. ToponymieDe naam Mol, vroeger als Molle geschreven, feitelijk Mol-lo, wijst op mul zand en op bos. GeschiedenisIn de middeleeuwen was Mol de hoofdplaats van de voogdij Mol, Balen en Dessel, en de eerste voogd zou Adalhard geweest zijn, die een neef was van Karel de Grote en hier een allodium bezat. Adalhard trad in bij de Abdij van Corbie en vermaakte zijn bezittingen aan deze abdij. In 882 werd veel in de streek door de Noormannen verwoest. De abdij stelde een voogd aan maar deze ontwikkelde zich tot een plaatselijk heer die de strijd met de abdij aanbond om het bezit van deze heerlijkheid. Uiteindelijk kwam het hoge heerlijkheid in bezit van de hertog van Brabant, de lagere rechten en het goed van Gompel bleven eigendom van de Abdij. In 1559 werden de abdijbezittingen verkocht aan Godfried van Bocholtz. Deze situatie bleef bestaan tot de afschaffing van het ancien régime einde 18e eeuw. In 1331 werden gemeenterechten uitgegeven door hertog Jan III van Brabant. Nu konden de bewoners beschikken over de uitgestrekte heidevelden ten noorden en oosten van Mol. In 1657 werden de gemeenterechten afgekocht van de opvolger der hertogen, koning Filips IV van Spanje. De schapenteelt op de heidegronden leverde wol lop. Vanaf de 13e eeuw was er in Mol spraken van lakenindustrie en 1365 verkreeg Mol vrijheidsrechten van Johanna van Brabant. Daarmee werd de rol van Mol als streekcentrum bevestigd en verkreeg de plaats marktrechten. De 18e-eeuwse lakenhandelaren hadden contacten met Tilburg en in Duitsland. Ondanks het belang hiervan bleef de landbouw het belangrijkste bestaansmiddel. Voorts was Mol een bestuurlijk centrum van de uitgestrekte voogdij. In de 16e eeuw waren er vele tegenslagen, zoals plunderingen door de Geldersen in 1506 en 1528, een brand op de Markt in 1567, een veldslag in 1579 en pestepidemieën in 1558, 1570, en 1576. Er kwamen wetten die de bestuurders verplichtten om het gemeenschappelijk bezit te verkopen. Dit begon in 1772 door een decreet van Maria Theresia van Oostenrijk, en in 1842 werd de gemeente bij wet zelfs verplicht tot verkoop, zodat in 1850 de gemeenschappelijke gronden alle in particuliere handen waren. De industriële revolutie leidde tot het graven van diverse kanalen in de omgeving (Kanaal Bocholt-Herentals vanaf 1843 en Kanaal Dessel-Kwaadmechelen in 1858) en de aanleg van een spoorlijn naar Antwerpen (1878), welke later als IJzeren Rijn naar Mönchen-Gladbach werd doorgetrokken. Door dit alles kwamen er zinksmelters en een springstoffenfabriek, en vanaf het einde van de 19e eeuw werd in deze omgeving ook veel kwartszand gewonnen en kwamen er glasfabrieken. Zo ontwikkelde Mol zich tot de kern van een industriële gemeente en aldus tot een kleine stad. Van belang voor Mol was ook de wollenstoffenindustrie met Wolfabrieken, met fabrikantenfamilies als Van Iersel, Van Hoof, Krings, en Van Dooren. De naam van het cultureel centrum, "'t Getouw", herinnert hier nog aan, evenals het Wolwassershuisje. BezienswaardighedenCentraal in het stadje ligt de Markt. In de directe omgeving daarvan zijn de belangrijkste monumenten te vinden, zoals:
Musea
Natuur en landschapHoewel Mol-Centrum een enigszins verstedelijkt aanzien heeft, vindt men direct ten zuiden van de Markt de Molse Nete, een snelstromend riviertje waarlangs een wandelpad loopt en waar men ook parken, sport- en culturele voorzieningen aantreft. Aansluitend is een broekbosgebied. Van daar uit starten ook diverse wandelingen door de omgeving, terwijl het centrum van Mol ook wordt aangedaan door een rondwandeling welke de gehele gemeente bestrijkt. Nabijgelegen kernenHeidehuizen, Ezaart, Achterbos, Donk, Ginderbuiten, Gompel, Rosselaar Zie de categorie Mol-Centrum van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
|