De omgeving behoorde eeuwenlang tot het landelijk gebied van Sint-Pieters-Aalst, ten zuiden van de stadsomwallingen. In de jaren 1830 werd het gebied van oost-naar west doorsneden door de nieuwe spoorweg. In de tweede helft van de 19de eeuw werd langs de Sint-Pietersaalststraat een proosdij opgericht en werd later de Sint-Pietersbuitenkerk opgetrokken.
Een groot stuk land bleef nog onbebouwd en werd dan ook gekozen als terrein voor de wereldtentoonstelling van 1913 in Gent. Nieuwe lanen werden aangelegd waarlangs grote, maar tijdelijke, paviljoenen en paleizen werden opgetrokken en beelden, parken en waterpartijen werden ingericht. Na de tentoonstelling werden de gebouwen weer afgebroken.
In de tweede helft van de jaren '20 werden de terreinen door de stad verkaveld. De wijk werd aangelegd volgens een symmetrisch grondplan dat de tracés van de afgebroken wereldtentoonstelling volgde. Centraal kwamen het Paul de Smet de Naeyerplein en de Congreslaan met parallelle en loodrecht nevenassen. Stedenbouwkundige voorschriften legden een residentieel en groen karakter op en bepaalden de soort bebouwing. In de wijk trok de gegoede bourgeoisie uit Gent grote villa's op. De gebouwen werden opgetrokken in verschillende stijlen uit het interbellum en ontworpen door verschillende grote Gentse architecten uit die periode.
De patriottisch klinkende straatnamen Onafhankelijkheidslaan, Congreslaan, Pacificatielaan, Vaderlandstraat, Vrijheidslaan en Krijgslaan verwijzen nog naar de niet uitgevoerde plannen uit het begin van de 20ste eeuw om in de buurt verschillende legerkazernen in te planten.