MestinjectieMestinjectie is een manier van bemesten van landbouwgrond waarbij drijfmest direct in de bodem wordt geïnjecteerd. Op deze wijze wordt uitspoeling van de mest, ammoniakvervluchtiging en stankoverlast beperkt vergeleken bij oppervlaktebemesting. In België en Nederland is het verboden drijfmest over de bodem te verspreiden, behalve als ze binnen twee uren ondergewerkt of ingefreesd wordt. TechniekenVolgende technieken worden gebruikt om drijfmest emissiearm op landbouwgrond aan te brengen. Emissiearm aanwenden betekent het beperken van de contacttijd van de meststof met de lucht.[1] Deze injectietechnieken hebben elk hun eigen bijbehorende werktuigen. Deze kunnen achterop een bestaande of nieuwe drijfmesttank worden gemonteerd. Ook kunnen deze werktuigen als sleepslangbemester gebruikt worden. Hierbij wordt de drijfmest niet meer mee het land opgenomen, maar wordt de vloeibare mest via een sleepslang naar het verspreidingswerktuig getransporteerd. Het verspreidingswerktuig zelf zit direct aan een tractor of speciaal ontworpen zelfrijder in plaats van aan een drijfmesttank. Vaak wordt er bemest met een sleepslangbemester als men niet met zware machines op het land wil of kan werken. BouwlandbemesterEen bouwlandbemester is in principe een cultivator of schijveneg waarbij alle tanden of schuingeplaatste schijven aan de achterkant voorzien zijn van een slang. Via zo een slang wordt de mest tot aan de voet van een tand of schuingeplaatste schijf gebracht. De mest komt op die manier in sleuven van 12 tot 18 cm diep onder de grond terecht. De mest komt praktisch gezien niet in aanraking met de lucht waardoor emissiereducties van 95 tot zelfs 100 % gemeten worden. De onderlinge sleufafstand is ongeveer 50 cm.[2] De techniek is vooral geschikt voor akkerland en in mindere mate voor zandgrasland, omdat bij zwaardere grond, zoals kleigrond, zodebeschadiging optreedt. ZodebemesterEen zodebemester maakt veelal gebruik van een rij rechte schijven om gleuven in de akker of graszode te maken. Achter deze schijven zitten afsluitbare rubberen uitlopen die drijfmest in de gleuven aanbrengen. De gemaakte gleufjes zijn ongeveer 4 à 5 cm diep en dienen om minder ammoniak in het milieu te brengen. Proeven van verschillende onderzoekers geven emissiereducties van 57 tot 94 %. Deze emissiereducties zijn kleiner dan bij klassieke injectie omdat er nog enig contact is tussen de mest en de lucht.[1] De gleufjes zitten ongeveer 20 cm van elkaar. De werkbreedte is bij deze machine maximaal 16,5 meter, de hoeveelheid af te geven mest wordt met een computer geregeld. SleufkouterbemesterEen sleufkouter kan gezien worden als een zodebemester zonder snijdende schijven. Onafhankelijk bodemvolgende en meelopende kouters maken minder diepe gleufjes van ongeveer 2 cm diep waarin de mest via afsluitbare rubberen uitlopen aangebracht wordt. Proeven van verschillende auteurs geven emissiereducties van 60 tot 95 %. De emissiereductie wordt kleiner wanneer de mest overwegend naast i.p.v. in de sleufjes ligt. Om dit te voorkomen, mag de toe te dienen dosis niet te hoog zijn. De optimale dosis ligt tussen 10 en 20 ton per ha.[1] De gleufjes zitten ongeveer 15 cm van elkaar. Door de druk in de tank te variëren wordt de hoeveelheid ingebrachte mest geregeld. De werkbreedte kan variëren van 250 tot 525 cm. Voor de bemesting van grasland worden smalle kouters gebruikt, voor akkerland brede kouters. SleepslangenboomDe sleepslangenmachine bestaat uit een systeem met slangen die de mest in stroken op het gras leggen. De onderlinge afstand tussen de slangen bedraagt ongeveer 30 cm. De breedte van de meststroken is 5 tot 10 cm.[2] Proeven van verschillende auteurs geven emissiereducties van 26 tot 39 %.[1] EffectiviteitDoor milieuchemici wordt betwijfeld of mestinjectie een gunstige invloed op de ammoniakuitstoot heeft. Op een korte tijdschaal lijkt mestinjectie de ammoniakuitstoot kort na het uitrijden van drijfmest te verlagen of te vertragen. Op een termijn van enkele weken tot een jaar heeft mestinjectie een veel kleinere of mogelijk bijna geen invloed op de ammoniakuitstoot. De hoeveelheid neerslag, de pH van het regenwater en de concentraties van stikstofoxiden, koolstofdioxide, zwaveloxiden en andere zuren in het milieu zijn waarschijnlijk bepalend voor de ammoniakuitstoot op langere termijn. De ammoniak die na het uitrijden van de mest niet uitgestoten wordt verdwijnt waarschijnlijk dieper in de bodem. Daardoor raken als gevolg van de mestinjectie het grondwater en het drinkwater op langere termijn sterker met ammoniak vervuild. Referenties
|