Menashe Kadishman werkte tussen 1950 en 1953 als herder in een kibboets. De ervaring die hij opdeed in de natuur, als schaapsherder, had een blijvende invloed op zijn latere carrière als kunstenaar. De eerste keer dat schapen in zijn werk verschenen was in 1978 tijdens de Biënnale van Venetië. Hij presenteerde een kudde levende, geverfde schapen als 'living art'. In 1995 ging hij portretten schilderen van schapen, honderden, duizenden zelfs, alle van elkaar verschillend. Deze direct herkenbare schapenporttretten werden al snel zijn handelsmerk.
Van 1947 tot 1950 studeerde Kadishman bij de beeldhouwer Moshe Sternschuss aan het Avni Instituut in Tel Aviv. Vanaf 1954 zette hij deze studie voort bij de Israëlische beeldhouwer Rudi Lehmann in Jeruzalem. In 1959 verhuisde hij naar Londen. Zijn eerste solo-expositie had hij in 1965 in de Grosvenor Gallery.
Zijn beelden werden in de zestiger jaren minimalistischer van aard en waren zo ontworpen als om de zwaartekracht uit te dagen, zoals in het werk Suspense (1966) of door zowel glas als metaal toe te passen, waardoor het leek alsof het metaal zweefde, zoals het werk Segments (1968). In 1968 werd Kadishman uitgenodigd voor documenta 4 in Kassel.
Kadishman bleef tot 1972 in Engeland.
Hij overleed in het Sheba Medical Center in Tel Hashomer op 82-jarige leeftijd.
Werken (selectie)
Werken van Kadishman bevinden zich in toonaangevende musea, beeldenparken en in de openbare ruimte van steden in:
'Fallen Leaves' (1997), Jüdisches Museum Berlin, Berlijn. Hebreeuwse titel Shalekhet (Gevallen bladeren). Het is gemaakt voor de Memory Void, een lege ruimte in het museum. Het werk bestaat uit meer dan 10.000 gezichten met opengesperde mond, herdenkingskunst voor de Sjoa.[1]