De wetenschappelijke naam van de massasauga werd voor het eerst voorgesteld door Constantine Samuel Rafinesque-Schmaltz in 1818. De soort behoorde lange tijd tot het geslacht Crotalinus, waardoor de verouderde wetenschappelijke naam in de literatuur wordt gebruikt. Vroeger werden er drie ondersoorten onderscheiden maar de voormalige ondersoort Sistrurus catenatus edwardsi wordt in het geheel niet meer erkend en een andere ondersoort wordt tegenwoordig als een aparte soort beschouwd: Sistrurus tergeminus.[3]
De soortaanduiding catenatus betekent vrij vertaald 'kettingdragend' en slaat op de rugtekening van donkere vlekken op een lichtere achtergrond.
Uiterlijke kenmerken
Van alle dwergratelslangen is dit de grootste soort,[2] de slang bereikt een lichaamslengte van ongeveer 47 tot 75 centimeter, uitschieters kunnen iets meer dan een meter lang worden.[4] De kop is duidelijk te onderscheiden van het lichaam door de aanwezigheid van een insnoering.
De lichaamskleur is bruin tot grijs met donkere, zwartomzoomde vlekken over het gehele lichaam. Sommige exemplaren zijn melanisch en hebben een geheel zwarte lichaamskleur.
Levenswijze
De vrouwtjes zetten geen eieren af maar zijn eierlevendbarend, de jongen komen levend ter wereld. De juvenielen zijn bij hun geboorte ongeveer 19 tot 25 centimeter lang. Ze eten vooral kikkers, hoewel het geen echte waterslang is zoals andere kikkeretende slangen.[5] Daarnaast worden ook zoogdieren zoals muizen, vogels en andere slangen buitgemaakt.[4]