In 1917, hij was toen 13 jaar oud, werd zijn vader, die leraar aan en directeur van een Italiaanse middelbare school was, met het gehele gezin naar Graz gedeporteerd, waar zij tot 1918 de status van ongewenste buitenlander hadden.
Van 1934 tot 1967 was hij, als pianodocent, verbonden aan het conservatorium van Florence.
Op kunstgebied was de opvoering van de liederencyclus Pierrot Lunaire van en met Arnold Schönberg in 1924 in Florence een belangrijke ervaring voor hem. Het in dit werk tot uitdrukking gebrachte protest tegen de valse welvaart, was, zo beleefde hij het, de vertolking van zijn eigen gevoelens. Tevens was hij een bewonderaar van de dodecafonie-technieken van Alban Berg en Anton Webern.
Hij schreef naast zijn composities ook diverse studiewerken, waaronder Appunti, incontri, meditazioni (1970).